aftreding te kunnen zien. Later zei Brocx dat hij al lang genoeg Mi- 28. nister was geweest en bereid was aan het verzoek gehoor te geven en zijn ontslag aan te bieden. Daardoor was er eene meerderheid verkre gen en toen zeiden de overige Ministers dat zij dan ook niet anders konden doen dan hun ontslag in te dienen, omdat zij als deel van een Ministerie Thorbecke op zich zelve toch niet konden blijven stand houden. Dat het niet om de income tax te doen was blijkt daaruit, dat toen kort te voren in het vorige Ministerie Van Bosse een income tax 46 had voorgesteld, Thorbecke als lid der Kamer in zijne afdeeling rond weg verklaarde, zoals Cornelis en andere liberale oorgetuigen mij mededeelden, dat hij een income tax de verderfelijkste van alle belas tingen achtte 47. De reden waarom het Ministerie aftrad was m.i. geene andere dan het programma48 van het Ministerie bij zijn optreden waarin werd verklaard, dat men alle groote maatregelen gedurende de twee eerste jaren zou laten rusten om alleen met kracht het defensie wezen ter hand te nemen. Dat programma ondervond bij de liberalen dadelijk eenen warmen tegenstand; men wenschte ontwikkeling op uitgebreider schaal. Thorbecke was echter te oud om daaraan te kun- 29. nen voldoen. Ziende dat de ontevredenheid bleef aanhouden liet hij mededeelen (o.a. door Viruly aan mij), dat hij zich ernstig bezig hield aan eene wet op het hooger onderwijs, waarop ik antwoordde dat dit mij niet kon bevredigen en dat ik liever wenschte dat men mij zeide dat zulk een ontwerp bij den Raad van State was. Later vernam ik dat die wet alleen bestond in regeling van de gymnasiën en dat daar zelfs nog zeer weinig aan was gedaan. Thorbecke, ziende dat hij de liberalen niet kon bevredigen omdat hij geene organieke wetten kon voorstellen, begreep dat hij beter deed af te treden en toen moest de 2e Kamer, die juist naar betere wetgeving had gestreefd, het ontgelden alsof zij door afstemming van de income tax ontwikkeling tegenhield terwijl het Ministerie den schijn aannam van te sneven voor een groot beginsel. Brocx zeide mij, najaar 1873 toen wij van een diner van Gericke kwamen, dat het in dat Ministerie niet altoos couleur de rose was en dat hij Thorbecke meermalen zijne Ministers zoo scherp en uit de hoogte had zien behandelen, dat hij er zich over verwonderde hoe zij zoo iets hadden kunnen verdragen. 30. Woensdag 8 Julij 1874 was ik in Middelburg. De Provinciale Staten waren bijeen en Pierssens49 vroeg ook namens zijne medeleden om hun gast 's middags te zijn in het Hotel de Nederlanden (Abdij) 50. Ik werd met hartelijkheid ontvangen. De Voorzitter Cau 51 stelde op mij eenen toast in dien ik beantwoordde en de Heeren namen mij mede naar de Sociëteit St. Joris (Balans) 52 om wat te blijven praten. Later kwam een groot getal van andere leden der Provinciale Staten die bij den Commissaris 53 des Konings gedineerd hadden en ook de Com- 76

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 74