verdedigd 6' dat Bots M tegen mij zeide: 'Gij hebt de brug gered'. En
33. dat deed ik wetende dat ik daardoor Rotterdam aan de Zuider-
lijnen bragt en dus daarin een concurrent gaf aan Vlissingen. Let nu
in het vervolg eens beter op of ik niet altoos handel uit het oogpunt
van het algemeen belang'.
Den 18den Maart 1875 zeide Sandberg plotseling tegen mij: 'Van
Eek, ik heb je altoos voor eenen eerlijken man gehouden maar nu zeg
ik het niet meer. Gij hebt die hoedanigheid bij mij verloren, omdat gij
alleen in een Zeeuwsch belang stemt'. Ik vond dien aanval des te be-
spottelijker omdat ik van medestanders en tegenstanders, vooral van
de laatsten, altoos door tot vervelens had moeten hooren dat ik eer
lijk bij uitnemendheid was 65, zooals mijn streven altoos is geweest
om niets te doen of na te laten wanneer ik dat voor mijzelven niet kon
verantwoorden. Zijne edele verontwaardiging was te meer een blijk
hoe oppervlakkig en zonder nadenken de menschen meestal oordeelen,
omdat juist Sandberg steeds eene bijzondere achting voor mij getoond
had en zich dikwijls bij mij beklaagde dat de medeleden mij niet al
toos, b.v. bij het benoemen tot Voorzitter of Ondervoorzitter van
eene afdeeling, de onderscheiding toekenden waar ik regt op had, doch
34. wat ik niet met hem eens was omdat mijne vrij drukke practijk als advo
caat mij niet altijd veroorloofde alles behoorlijk te kunnen volgen 66.
Wat was nu het geval? Ik had geenen tijd gehad om eene degelijke
studie te maken van de dien dag behandelde quaestie over de herzie
ning van de belastbare opbrengst van de gebouwde eigendommen 67.
Het belastingstelsel was trouwens mijn fort niet, doch ik had zooveel
klagten vernomen en gelezen uit verschillende provinciën en er kwa
men zoovele degelijk ontwikkelde bezwaren in van Zeeuwen waarvan
ik wist dat zij kundige lui waren en te hooge waarde hadden dan dat
zij ooit onregt zouden hebben willen plegen, dat ik besloot om met de
klagten in te stemmen. En daar ik wegens andere bezigheden de dis
cussie niet had kunnen volgen vroeg ik aan Tak 68, die in de zaak had
gesproken, advies hoe ik overeenkomstig mijne meening over de voor
gestelde conclusiën zou stemmen.
Zulke adviezen werden natuurlijk onophoudelijk gevraagd omdat
ieder niet altoos op de hoogte van de bergen werks kon zijn. Nu be
greep Sandberg dat ik zoo gestemd had om Zeeuwen te believen, doch
35. hij dacht er niet aan dat Zeeland er geen voordeel bij had hoe ik stem
de en dat als de eene kiezer in mijn district ontlast werd, de andere
dat nadeel moest dragen zoodat het denken aan localiteitszucht hier
geheel en al onzin was. Toch zeide hij dat zoo luid dat anderen b.v.
Van Kerkwijk het hoorden. Deze vroeg mij daar naar. Ik antwoordde
alleen aan Sandberg: 'Gij gedraagt u zeer ongepast. Wat gij zegt is
hoogst onbetamelijk'.
Daar ik vlak achter hem en Lenting zat en wij met ons drieën steeds
78