aanvaarden. Daar ik tot die Vereeniging nooit in betrekking had ge
staan vond ik het aanbod zeer vereerend, doch bedankte onmiddel
lijk uit hoofde van mijne vele werkzaamheden 73. De Heeren verzoch
ten mij toen om hun persoonen aan te wijzen op wie zij hunne keus
zouden kunnen laten vallen wat ik gaarne op mij nam.
Meermalen ben ik aangezocht voor dergelijke betrekkingen. Enkele
jaren geleden werden dringende pogingen aangewend om mij het lid
maatschap van het Bestuur van Licht, Liefde, Leven 74 te doen aan
nemen. Ongeveer een jaar geleden werd ik benoemd tot lid van het
Bestuur van Tuinbouw75, doch ik bedankte voor beide om dezelfde
reden. Ik heb toch mijnen tijd noodig als lid van de Kamer, verder
voor mijne drukke practijk als Advocaat, heb verder werkzaamheden
als Voorzitter van het Algemeene Nederlandsche Vredebond 76 en van
de Haagsche Afdeeling van dat Bond en lid van het Bestuur van de
's Gravenhaagsche Afdeeling van het Nut. van het Algemeen, al welke
betrekkingen ik poog met ijver waar te nemen. Verder een huisgezin
met zes kinderen, eene mij lastige voogdij en eene toeziende voogdij 77
39. zoodat ik aan mijne pligten zou te kort doen als ik nog meer werk op
mij nam. Vroeger was ik Secretaris later Voorzitter van de toenmalige
liberale Kiezersvereeniging Nederland 78 en lid van het Bureau van
Consultatie 79. De eerste betrekking verviel doordat de vereeniging
werd opgeheven; voor de laatste heb ik bedankt.
28 April 1875 zei Sandberg: 'Van Eek, ik feliciteer u met de conclusie
van M. in zake chassepots' 80. Ik antwoordde alleen: 'Sandberg ik zou
u verzoeken liever niet meer tegen mij te spreken'. Hij zeide toen zoo
iets onverstaanbaars. Ik kon toch niet anders doen.
13 Julij 1875 werd ik benoemd tot lid van het Bestuur van de Haag
sche Afdeeling van Tuinbouw, doch ik bedankte wegens gebrek aan
tijd. Later ben ik opnieuw benoemd in de hoop dat ik de betrekking
toch op mij zou nemen, doch dankstellend in het vertrouwen moest ik
opnieuw bedanken. In het voorjaar van 1876 werd ik bij de vorming
van het Bestuur der Haagsche Afdeeling van Volksonderwijs na de in
eensmelting met het Schoolverbond 81 met de meeste stemmen op een
tweetal geplaatst voor lid van het Bestuur. Voorziend dat ik zou ge
kozen worden vroeg ik het woord dat de Voorzitter Mr. Greeve 82 mij
niet wilde geven omdat hij zooals hij zeide begreep wat ik zou willen
zeggen. Natuurlijk gaf hij het mij toch op mijnen aandrang. Ik zeide
40. dat geene betrekking mij aangenamer zou kunnen zijn, omdat ik het
lager onderwijs boven alles stelde, doch dat de tijd mij ontbrak. Ik
beval zeer aan den Heer H.M. de Vries, agent der Nederlandsche
Bank, die de meeste stemmen na mij had bekomen en toen ook be
noemd werd.
In het najaar van 1875 werd door de Commissie tot regeling der ont
vangst en werkzaamheden te 's-Gravenhage van het lnstitut de Droit
80