International en van de Association Internationale pour la Réforme du Droit Public83, door welke Commissie ik reeds was benoemd en bij de ontvangst van genoemde ligchamen werkzaam was geweest als lid van het Uitvoerend Collegie, opgerigt eene vereeniging om voort durend in Nederland werkzaam te blijven tot hulp van de Association Internationale en in Nederland daartoe kracht uit te oefenen. Ik werd in het bestuur benoemd en nam die betrekking aan, omdat ik daar mede in verband beschouwde mijne betrekking van Voorzitter van het Vredebond in Nederland en Voorzitter van de 's-Gravenhaagsche Af- deeling van dat Bond. In de vergadering van de Vereeniging tot Bevordering van het Volks onderwijs in Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen van 16 April 1876 werd ik wegens mijn streven voor volksonderwijs benoemd tot eerelid. (Zie brief van het Bestuur van 22 April, brief van het bestuurslid H.G. Hammacker Jr. van 18 April84 en het Weekblad voor Zeeuwsch- 41. Vlaanderens Westelijk deel 85 v. 24 April). Ik nam die benoeming aan om de gronden die werden aangevoerd. 3 Februarij 1877 van Amsterdam komende ontmoette ik te Leiden in den trein Kappeyne. In Den Haag uitstappende wandelden wij druk sprekende op ons gemak tot de Groenmarkt. Kappeyne verzekerde mij uitvoerig dat hij zeer was gezind tegen eene politiek die om persoons redenen strijd voerde en dat hij, wat of er dan ook vroeger was voor gevallen, het bestaan van het Ministerie niet zou bestrijden indien er slechts gehandeld werd in eenen in onzen zin niet onwelgevalligen geest 86. Evenzeer zeide hij dat onze liberale Kamerledenvereeniging 87 volgens hem niet strekte om iemands overtuiging aan banden te leg gen en dat ieder lid behoorde te handelen zooals hij meende dat zijn pligt hem dat gebood. Woensdag 28 Maart 1877 (4 dagen geleden) maakte ik een bezoek bij Prof. Vreede 88 te Utrecht en had een aangenaam gesprek van 11/2 uur met hem. Ik plaagde hem een weinig over zijne hevige uitvallen tegen ons in de Utrechtsche Courant89 over ons ongrondwettig hande len in het ontbinden van alle regtbanken en kantongeregten 90 en ik hoorde toen met verbazing dat hij toen zelfs nog niet eens de Hande lingen der Staten-Generaal had gelezen. 'Maar Professor,' zeide ik, 42. 'dan kent gij niet eens onze gronden want gij weet wel dat het geraam te dat de couranten geven al heel weinig beteekent'. Hij verschoonde zich daarmede dat de Handelingen zoo laat uitkwamen, doch ik ant woordde dat dit toch in allen gevalle was op den volgenden dag voor de leden en den tweeden dag voor de abonnés. Ik stond verbaasd over zooveel ligtvaardigheid die hem deed waarschuwen tegen onze zoo ge vaarlijke beginselen, dat Nederland daardoor tot eene woestenij zou worden gemaakt en die niet eens de moeite had genomen zich er mede bekend te maken. 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 79