stukken stellig mijne cliënten zou veroordeeld hebben, maar dat ik door mijne wijze van pleiten al de leden had overtuigd en dat mijn 50. pleidooi alles had uitgewerkt. Enkele weken later zeide hij: 'Gij hebt al weder uwe andere zaken gewonnen. Tegen u is geen pleiten. Gij zijt een invincible'. Mr. Van Lilaar114, oud-Minister, zeide mij (September 1880) dat toen hij op het punt stond het besluit tot afschaffing van de Eerediensten aan den Koning ter teekening aan te bieden Van Bosse en Fock hem kwamen dringen om dat niet te doen. Hij ging daarop Thorbecke raad plegen. De vrouw van Lilaar dit vernemende zeide: 'Ik hoop dat gij u van uw voornemen niet zult laten afbrengen'. Thorbecke raadde hem aan niet voort te gaan. Van Lilaar zeide daarop alleen dat hij het ad vies in bedenking zou nemen en bragt dadelijk daarna de afschaffing der Eerediensten ten uitvoer115. In September 1880 liep de strijd over de 2e keuze van het Voorzitter schap niet daarover dat men al of niet voor de persoonen van Cremers of Mirandolle was, maar het geval was dat de voorlaatste keus was geweest Dullert, Storm van 's Gravesande 116 en Cremers. Bij de laatst- voorafgaande keus (September 1879) dacht men bij het bedanken van Storm dat het natuurlijk was dat Cremers no. 2 werd, maar Mirandolle 51werd het omdat de Kappeynianen 117 eene overeenkomst met de Ultra- montanen hadden getroffen, zoodat dezen ook op Mirandolle zouden stemmen terwijl dan de Kappeynianen Luyben zouden steunen. Dit is algemeen erkend en de uitslag der stemming bewijst de juistheid der beschuldiging. Om die reden wilden vele liberalen die tot geene per- soonenkliek behoorden in 1880 niets van Mirandolle weten. Hij werd toch no. 2 omdat verschillenden bij de tusschenstemming tusschen hem en Van Nispen 118 aan Mirandolle de voorkeur gaven; en toen hij op het tweetal met Cremers werd geplaatst was natuurlijk het lot van de zen laatsten beslist1I9. 1880 October. De oud-Minister Jolles vertelde mij dat eens de Koning Willem III den Minister van Justitie bij hem liet komen en hem den last gaf den Heer Bas Backer 12°. Burgemeester te Apeldoorn, te doen ophangen. (Bas Backer is thans lid der Gedeputeerde Staten van Gel derland). De Minister vroeg: 'Waarom'? Het antwoord was: 'Omdat hij Majesteitsschending heeft gepleegd'. Een bediende van den Koning 52. in het paleis wonende, had na bezetten tijd121 in eene herberg ver toefd en was door Bas Backer als ambtenaar van het Openbaar Mini sterie voor het Kantongeregt gedagvaard en die dagvaarding was ge ëxploiteerd aan den bediende in het paleis des Konings. Toen de Mi nister antwoordde dat zoodanig feit niet met die straf werd bedreigd zeide de Koning: 'Nu zeg hem dan dat ik hem zes jaar tuchthuisstraf geef'. Als een bewijs dat men 63 jaar oud nog niet versleten behoeft te zijn 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 83