punten zouden kunnen worden aangeraakt die tot opmerkingen zou
den leiden, die op een diner minder te pas komen. En toen ik nu
eenmaal werd opgewekt om wat te zeggen wilde ik juist geen water-
55. en melk betoogje houden, maar wilde wijzen op het bestaan van scher
pe tegenstellingen om daarna eene harmonie te doen ontkiemen die
daarbuiten en vooral niet door courantenschrijvers wordt ondersteld
of begreepen.
Daarna nam Dullert het woord en zeide dat hij van zijne gewoonte
om geene dronken in te stellen afweek om zijne hulde te brengen aan
den waardigen Griffier Veegens128 wiens groote verdiensten op zeer
hoogen ouderdom hij krachtig deed uitkomen. Veegens antwoordde
onmiddellijk in keurige taal en zeide dat het waarschijnlijk wel het
laatste jaar zou zijn dat hij zijne functie zou kunnen waarnemen, maar
(doelende op den le zeer verdienstelijken Commies-Griffier) zeide hij
dat hij voor de toekomst niet voor een goed beleid in het ter zijde
staan van de Kamer wanhoopte, omdat hij met een variant op een
bekend gezegde kon uitroepen: 'Nog leeft Van der Linden'129!
Zie mijne voorstellen in Afdeeling Tuinbouw 11 Augustus 1882, in
Vaderland 14 Augustus 1882 bl. 2 13°.
In September 1884 werd ik door de Haagsche Afdeeling van Tuin
bouw benoemd als de le van de drie afgevaardigden voor de alge-
meene vergadering van Tuinbouw te houden te 's-Gravenhage in Sep
tember met buitengewoon veel loftuiging ofschoon ik voorgesteld had
eenen ander in mijn plaats te benoemen. De Voorzitter van het Be
stuur van Afdeeling 's-Gravenhage J.W.D. Roëll schreef mij 14 Fe-
56. bruarij 1884 dat het Afdeelingsbestuur mij benoemd had tot lid eener
Commissie tot Duinbeplanting. Ik moest echter wegens tijdgebrek be
danken.
Eind Augustus 1884 terugkeerend van het Taalkundig Congres 151 te
Brugge zeide mij de Heer A.J. Enschedé uit Haarlem (toen ik herin
nerde aan de vuile geschiedenis van Douwes Dekker (Multatuli) die
eene lezing zullend houden te Haarlem uitgenoodigd was door de Heer
Kruseman 132 om bij hem te logeren en antwoordde dat hij zijne vrouw
(zijne Tine 133) gaarne zou medebrengen wat door de Heer Kruseman
vriendelijk werd toegestemd, eene gemeene slet als ware die zijne
vrouw medebragt) dat dat mensch die aan geene andere manieren ge
woon was bij de familie Kruseman aan het ontbijt in haar borstrok
kwam. En toch worden zulke huichelende moralisten nog door som
migen op de handen gedragen.
De Heer Enschedé zeide mij tevens dat Dl'. Van der Linden 134 (schrij
ver over de boekdrukkunst en schaakspel) een menisten weesjongen
uit Haarlem was. Door geld gesteund had hij het gebragt tot Dr. in
de Theologie. Hij stond als Predikant te Diemen of in de buurt en
schaakte de dochter van eenen Punt die nogal veel geld gewonnen
87