had met paarden koopen enz. Die dochter was zeer bekrompen van
verstand. Punt was wel gedwongen eindelijk zijne toestemming tot het
57. huwelijk te geven. Die arme vrouw werd schandelijk door Van der
Linden behandeld, zoo zelfs dat hij haar op eenen stoel vastbond en
dan voor hare oogen overspel ging bedrijven met eene zijner dienst
meiden.
Ik zelf herinner het mij dat hij zoo geminacht was in Den Haag om
zijne gemeene handelingen dat hij gedeballoteerd werd in de Witte
Sociëteit en niemand met hem te doen wilde hebben. Toen begon hij
Nederland te haten en moest de uitvinder van de boekdrukkunst het
ontgelden.
13 September 1884 klaagde ik tegen Minister Weitzel dat de Regering
alleen artikel 198 van de Grondwet wilde herzien en de moeijelijkheid
van artikel 196 en 197 liet bestaan waarmede men later weder te
worstelen zou hebben 133. Weitzel zei: 'Ik kan u verzekeren dat ieder
lid van het Ministerie het met u eens is, maar men kan niet omdat de
Koning niet wil'. Ik vroeg: 'Maar welke redenen geeft hij op'? Weitzel
zei: 'iDat doet hij niet; hij weigert alleen'. N.B. uit zoodanige staaltjes
bij menigte mede te deelen blijkt het best dat een Koning die zijn taak
niet begrijpt heel veel kwaad doet al merkt men het niet.
58. 23 September 1884 kwam Van Kerkwijk mij vragen hoe ik dacht over
het aan de orde zijnde wetsvoorstel136 betreffende het tractaat met
Italië over het kosteloos procederen. Ik zei: 'Gunstig'. Hij antwoordde:
'Daar heb je het weder. Ie bent altoos even onpractisch. Begrijp je
dan niet dat de Roomsch-Catholijken fel op Italië zijn 137 en dat je dan
bij "de verkiezing verloren bent'? Dit is een proefje van de redenen
waarom sommige leden vóór of tegen een wet zijn en hoe zij het ge
weten van anderen aan banden zoeken te leggen. Bij de uitkomst bleek
dat de meerderheid der Catholijken er voor was. Den volgenden dag
zei Schimmelpenninck van der Oye in de koffijkamer dat Van Kerk
wijk met hetzelfde over mij bij hem was gekomen. De leden in de
koffijkamer zeiden dat ik de wet had gered. De Meijier 138 en nog een
lid zeiden mij dat mijn betoog hen geleid had om de wet aan te ne
men. De aanneming was met 35 tegen 32 stemmen.
Den 24sten September kwam de Minister Heemskerk mij bedanken
voor mijn protest tegen de uitvoerbaarverklaring van vreemde vonnis
sen en zei dat dat protest hem zeer aangenaam was geweest. Intusschen
had zijn collega voor Buitenlandsche Zaken den vorigen dag dat stelsel
warm ondersteundI39.
59. April 1885. Toen de Koning in de le helft April in Amsterdam was,
werd de Vice-Admiraal Van Gennep 140 bij hem op het diner gevraagd.
Even te voren kwam deze op de audiëntie en bedankte den Koning voor
zijne benoeming. Sire antwoordde: 'Dat heeft mij genoeg gehinderd.
Ik had u niet willen benoemen, doch ben gedwongen'. Van Gennep
88