NOTEN HOOFDSTUK II
1. F.A.T. Delprat.
2. Kapitein P.A. Jansen zond twee rekwesten aan de Kamer. Eerst omdat zijn
superieuren hem in strijd met het grondwettelijke recht van vrije meningsuiting
verboden zouden hebben om militaire gebruiken (de verplichte kerkgang) in de
dagbladpers te beoordelen. Daarna om tegen zijn ontslag te protesteren. Een
Kamerkommissie en Van Eek pleitten vergeefs voor hem. Handelingen1870-71,
2e Kamer, 1005, 1081; Ibidem, 1871-72, 367. 765-88, B. 195-6, 1061, 1077,
1335; Ibidem1872-73, 733, 747-8.
3. Aan het nationale karakter van de Aprilfeesten van 1872 werd afbreuk ge
daan door de afzijdigheid van de Nederlandse katholieken en de pogingen van
orthodoks-protestanten om hun eigen stempel op de herdenking te drukken. In
Amsterdam, tenslotte, weigerden de bij de Internationale aangesloten smeden-
en litografenverenigingen deelname aan de festiviteiten bij Willem Ill's bezoek
ter herdenking van de inname van Den Briel door de Watergeuzen. Willem III
veronderstelde wellicht dat de negatieve houding van de drie achtergestelde
bevolkingsgroepen veroorzaakt werd door persagitatie. De Vries, Overgroot
vader, 63; Giele, Eerste Internationale, 157.
4. In 1869 nam het Parlement Van Bosse's wetsvoorstel aan tot afschaffing van
het dagbladzegel. Toch begon het aantal dag- en weekbladen in Nederland pas toe
te nemen lang nadat deze financiële belemmering van de pers werd opgeruimd.
Hemels, Nederlandse pers, V.
5. De tent van de Witte Sociëteit.
6. L.G. Brocx.
7. Toen zijn derde kabinet op 28 februari 1871 aantrad verklaarde Thorbecke
dat zijn regering geen nieuwe politiek zou voeren, maar alleen defensie en be
lastingstelsel trachtte te herzien. De reorganisatie van het hoger onderwijs en
de verlaging van de census zouden blijven rusten. Handelingen, 1870-71, 2e
Kamer, 296.
8. Ondanks Van Eck's geklaag noemde Thorbecke hem 'mijn oude vriend'.
Handelingen, 1870-71, 2e Kamer, 507 vlg.
9. Jonckbloet wenste evenals Van Eek een post te reserveren voor middelbaar
onderwijs aan meisjes en diende daartoe een amendement in dat een algemene
onderwijs-diskussie uitlokte. Handelingen1870-71, 2e Kamer, 765-95.
10. Mr. dr. G. de Vries Azn.
11Mr. J.H. Geertsema.
12. Mr. A. van Delden, Fransen van de Putte, De Vries en Geertsema traden
twee dagen later aan als ministers van het nieuwe kabinet.
13. Als ik mij niet vergis.
14. Mr. S. van Houten.
15. Mr. E.J.J.B. Cremers.
16. Mr. J.L. de Bruyn Kops.
17. Mr. C.J.F. Mirandolle.
18. Mr. J. Kappeyne van de Coppello.
19. F.W.C. Blom.
20. Dr. C.A. Rombach.
21. Jhr. mr. W.T. Gevers Deynoot.
92