98. Als minister van Justitie handhaafde hij sinds 19 maart 1848 overigens krachtig de orde. Robijns, Radicalen, vii. 99. Rivaliserende Leidse studentenorganisaties vochten in 1838 hun meningsver schillen over ontgroening zeer hardhandig uit; in 1839 volgde echter een alge mene regeling van de problemen (inform. Cie. Archief L.S.C.). 100. Vice-admiraal G. Fabius hekelde najaar 1873 de toestand van de Marine: Handelingen, 1873-74, 2e Kamer, 78, 236 vlg., 659 vlg., 680 vlg., 793 vlg. 101. In 1874. 102. In 1877. 103. NI. minister van Koloniën, 1872-74. 104. Luitenant-generaal J. van Swieten's poging om Atjeh te onderwerpen (1873- 74) mislukte deerlijk; zodoende werd de eens zo bejubelde veteraan in de zomer van 1874 hevig verguisd. Van 't Veer, Atjeh-oorlog, 93 vlg. 105. Mr. L. graaf Van Heiden Reinestein. 106. Groothertog Karei van Saksen-Weimar-Eisenach, zwager van Willem III. 107. Sinds 1874 bleek inderdaad openlijk dat de relatie tussen koning en kroon prins vertroebeld was vooral echter door Willem Ill's weigering zijn zoon in het huwelijk te doen treden met jkv. Van Limburg Stirum. Van 't Veer, Majes teit,101. 108. Mil. Eléonore d'Ambre; Willem III duidde haar ook wel aan als Comtesse d'Ambroise en wilde in 1877 een morganatisch huwelijk met haar aangaan. Van 't Veer, Majesteit, 73 vlg. 109. Mr. H.J. Smidt. 110. Van Eek vergat wellicht zijn vergeefse poging (1842) om substituut-officier bij de Rechtbank in Den Briel te worden. Vgl. brief prof. J.W. Tydeman aan D. van Eek, 22 augustus 1842, A.R.A., verz. Van Eek, map 4. 111. Ook een juridische deskundige in de Tweede Kamer als mr. W. Wintgens weet de onbevredigende rechtspraak van zijn tijd aan de topzware rechterlijke organisatie. Wintgens, Regterlijke Organisatie; voorts: Tydeman, Cassatie, 17. Vgl. ook 61, 62, 62153. 112. Mr. J. Crans. 113. Mr. H.G. Verniers van der Loeff's funktie bij de afdeling Contentieux van de Raad van State betrof de advisering van de Kroon inzake geschillen van bestuur. 114. Mr. F.G.R.H. van Lilaar. 115. De afzonderlijke Eredienst-ministeries waren al in juli 1868 opgeheven en als bizondere afdelingen overgeheveld naar Justitie en Financiën. Van Lilaar en Van Bosse hieven bij K.B. van 29 oktober 1870 (St.bl. 173) ook de afdelingen voor R.-K. en Hervormde Eredienst op. In de 2e Kamer trachtte de konservatief De Brauw vergeefs d.m.v. een amendement deze stap te beletten. Thorbecke wilde wegens het algemene politieke belang de zaak liever niet op de spits drijven. Van Houten, Twintig jaar, I, 149 vlg. 116. Jhr. C.M. Storm van 's Gravesande. 117. De radikaal-liberalen werkten tegen; zij waren ontstemd omdat na Kap- peyne's val (1879) Fransen van de Putte en Cremers poogden een nieuwe rege ring te vormen (zomer 1879). Castor et Pollux, Portretten, 15. 118. Jhr. mr. G.J.C.H. van Nispen van Sevenaer. 119. Handelingen, 1878-79, 2e Kamer, 4; Ibidem, 1879-80, 7; Ibidem, 1880-81, 4 vlg. 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 95