[HOOFDSTUK III] [Terugblik in J892] 64. 10 Maart 1892 was ik op eene avondpartij bij den Heer Molhuysen1, Directeur der Registratie. Dr. A.T. Van Aken, Inspecteur Middelbaar Onderwijs, was daar ook en zeide dat Mr. Jolles, later Minister toen Substituut-Officier van Justitie te Amsterdam, hem zeide dat hij als Secretaris van eene commissie te Amsterdam met giften tot ondersteu ning voor den watersnood in Noord-Brabant werd afgezonden (Dr. Van Aken meende dat het in de Bommelerwaard was) en toegelaten werd bij Willem III. Nu werd daar verteld dat een Dijkgraaf om zijne eigene landerijen van water te redden eene sluis open had laten staan waardoor aan andere landerijen groot nadeel was toegebragt. Nu liet 65. een Wethouder zich aandienen. Willem III die het onderscheid tus- schen eenen Wethouder en eenen Dijkgraaf niet zoo juist kende, viel den man zonder eenige inlichting te vragen hevig aan en beval aan zijne omgeving hem dadelijk buiten het dorp te brengen en hem te laten fusilleren. Mr. Jolles had dat zelf gehoord. Nu en dan had ik een gesprek met Prins Frederik2 die altoos even vriendelijk was. Bij de Koningin Sophie lieten verschillende leden, ik herinner mij o.a. Godefroi3, zich meermalen aandienen. De Koningin zat dan altoos op eene canapé en meestal met een boek en een vouw been voor zich. Wij bleven gewoonlijk eenen geruimen tijd praten. Wat mij het meest trof was dat zij ons met zooveel belangstelling aan hoorde zonder hare kennis te luchten, ofschoon men wel wist dat haar oordeel zeker niet minder zou zijn dan dat van één onzer. Van eene snakerij hield zij nogal. Zij zeide eens dat de Nederlanders zoo goed in het gebruik van de Fransche taal tehuis waren. Ik haalde daarbij 66. op de anecdote van Mr. Frets 4, lid van de Kamer voor Rotterdam vóór 1849. Deze was een lang, statig man met lange armen en vingers Vóór de afval van België spraken de Belgische leden steeds van hunne griefs. Frets die meer om de Nederlandsche uitspraak grieven dacht stak zijne lange magere vingers uit onder zijn betoog en zeide: 'Nous avons aussi nos griffes'. De Belgen hadden veel plaisir en riepen: 'C'est ce que nous voyons'. De Koningin had veel schik in de anecdote. Het gesprek was gewoonlijk ernstig, maar vrolijk. Eens liet zij mij uitnoodi- gen haar te bezoeken. Ik had eene vergadering waar ik niet mogt ont breken en liet dus antwoorden dat het mij zeer speet niet te kunnen komen omdat ik belet had. Dadelijk zond zij iemand naar mij toe om mij tegen eenen anderen dag uit te noodigen 5. Voor het caracter van haar, Prins Frederik, Prins Hendrik en Sophie6, 's Konings zuster, had ik veel achting. Persoonlijk kende ik echter de 100

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 98