beide laatsten niet of al heel weinig. Sommigen namen het de Koningin kwalijk dat zij niet meer onderworpen was aan haar man. Mij dunkt echter dat al is men van een Koninklijk Huis, men zijn caracter en 67. waardigheid toch wel mag eerbiedigen. Als men pas getrouwd is, zij woonden toen op het Plein waar nu het Archief is, en de man blijft 's nachts rinkelrooyen en zich met zekere dames ophouden, dan kan ik het best begrijpen dat zooals men zegt zij de deur liet sluiten. Zijn on zedelijk gedrag is algemeen bekend. O.a. zijn omgang met Mejuffrouw d'Ambre en Mevrouw Mussard 8. In Zwitserland waar hij was onder den naam van den Graaf van Buren werd om zijne zedelooze houding in het openbaar proces-verbaal tegen hem opgemaakt en om vervol ging te voorkomen werd, zoo zei men, den Koninklijken Standaard uit Amsterdam ontboden en de Graaf van Buren veranderde plotseling in den Koning der Nederlanden9. Eens nam ik op een bal ten Hove waar dat de Koning zooals gewoon lijk stond in een kamertje tusschen de buffetten in en uitziende op de balzaal. Het was de gewoonte der Koningin om als het bal begonnen was de zaal rond te gaan en verschillenden aan te spreken. Dan vorm de zich steeds een kring rond haar waardoor het uitzigt belemmerd werd. Daardoor werd de Koning eensklaps zoo boos dat hij zich in dien kring begaf en den Kamerheer der Koningin gelastte daarmede 68. op te houden. Dit gaf natuurlijk ontsteltenis. De Koning ging naar zijne plaats terug en moet toen aan zijne omgeving gezegd hebben: 'II faut suivre la Reine-Mère: c'est le drapeau du Pays. Mais quant a la Reine, elle ne vaut rien; ce serait le perte du Pays'10. Op een diner in het Huis ten Bosch gingen de Koning en de Koningin na de ontvangst der genoodigden naar boven naar de dinerzaal. Ik zag dat de Koningin op den trap op haar japon trapte en die even naar boven wilde halen. Daarover was de Koning zoo verstoord dat hij zij nen arm losmaakte, vooruit ging en de Koningin liet volgen. Zij klaag de nooit, maar toen ik met haar sprak over de verbouwing van 's Ko- nings stallen waaronder de plaatsing van hare paarden en rijtuigen be grepen was, zeide zij dat hare meening in die zaak niet gevraagd was. Van vele onzedelijkheden en dwaasheden op Het Loo, het afzetten met planken van het buiten te Rijswijk 11 om het loeren op vrijaadjes te beletten en verder bij den watersnood, het afrukken van de vlaggen in Friesland die bij zijnen intogt waren ontplooid, toen hij regt stond in zijn rijtuig om ze te bereiken; het blijven staan op de rails in het vertrouwen dat de tram wel voor hem zou blijven stilstaan, zwijg ik. Ik heb dat niet bijgewoond; ik teeken liever op wat de Koningin nood zaakte hem minder achting te betoonen. Zoo weet ik van den Heer Van Otterloo 12 die in dienst van Prins Frederik was, dat deze zeer bevreesd voor hem was en men zeide dat Prinses Sophie, zijne zuster, zoo veel mogelijk zich van Den Haag onthield als hij er was. 101

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 99