digheid wist te hanteren. Wat Van Es in feite heeft gedaan, is de ge
geven eigenschappen van het gebouw en het nieuw te bouwen instru
ment via de regels van de bouwkunst met elkaar in overeenstemming
te brengen. Hij kon daarbij gebruik maken van bijzondere verhoudin
gen die in het gebouw aanwezig waren: de breedte van het schip
blijkt 32 voet te zijn, de travee-afstand 16 voet, de hoogte van de
kapitelen 24 voet. Niet in alle gevallen zijn de door het orgel gegeven
maten aangehouden: om wille van de architectuur is aan de midden
toren een lengte van 24 voet gegeven, zodat de 16-voets pijpen van
deze toren een forse overlengte kregen.
Naast de beschrijving door Lootens bleven drie afbeeldingen van
het orgel bewaard, een litho door J. Korsten, een litho door de Haar
lemse boekhandelaar Lesage ten Broek uitgegeven, en een schilderij
door J. Korsten junior. Deze afbeeldingen gaan terug op een schilderij
dat Jan Rodius van het orgel had vervaardigd en dat, hoewel bescha
digd, nog uit de brand van 1832 werd gered36. Er zijn enige verschillen
tussen deze afbeeldingen. Laatstgenoemde litho heeft duidelijker, maar
op verschillende wijze getekende ornamenten terwijl de door Lootens
genoemde festoenen op het soffiet ontbreken. De litho door J. Korsten
is vager en heeft slechts vijf pijpen in de torens van hoofdwerk en pe
daal. Waarschijnlijk komt het schilderij door J. Korsten junior het
meest met het origineel overeen. Bij nameting blijkt dat het orgel op
deze afbeeldingen gedrongener is weergegeven dan volgens Lootens'
opmetingen het geval was. Het orgel moet dus een rijziger indruk heb
ben gemaakt dan deze afbeeldingen suggereren.
Hoewel in het contract was overeengekomen dat het orgel begin 1772
gereed moest zijn maakte Batz zo'n haast met het werk dat hij al in
april 1770 met de windladen en toebehoren naar Zierikzee overkwam
en nog voor het einde van het jaar vrijwel met het werk gereed kwam.
Vrijwel omdat de meester de voltooiing van zijn grootse schepping niet
mocht beleven. Al bij het tekenen van het contract twijfelde hij vol
gens Lootens of hij de voltooiing van het werk zou meemaken en
tijdens de bouw ging zijn gezondheid steeds meer achteruit. Het stem
men in de week vóór de keuring vergde zoveel van zijn krachten dat
hij "schier dood" van het orgel naar zijn logement moest worden
gedragen en na transport naar Utrecht, tegen de raad van zijn vrien
den ondernomen, daar 13 december 1770 kwam te overlijden.
Het bleek dat Batz het werk in voortreffelijke staat had opgeleverd.
De zes dagen durende keuring door Willem en Johan Pieter Lootens
bracht geen enkel gebrek aan het licht. Alles was even voortreffelijk
gemaakt en geen orgel kon volgens de keurmeesters in beter staat
worden opgeleverd. Ook voor de kennis van het instrument zijn
Lootens' mededelingen van grote waarde. De dispositie van het orgel
was als volgt37:
112