frontpijpen te verwijderen, windladen en mechaniek na te zien en door een kleine verandering het geluid te versterken, namelijk wijziging van de sesquialter in een carillon, van de flageolet 1^' in een flageolet 1', en van de roerquint 12' in een open quint 6'. De vroedschap ging met dit plan, waarvan de kosten 525 beliepen, accoord43. Kort hierna verdween het "ancien régime" en kwamen kerk en orgel geheel onder verantwoordelijkheid van de kerkmeesters. Dezen waren niet minder zorgzaam voor het beroemde orgel dan de burgemeesters en thesauriers in het verleden waren geweest, zoals blijkt uit de grote zorg waarmee een opvolger werd gezocht voor de in 1807 overleden J.P. Schmidt44. Nog het zelfde jaar verzocht Schmidts zoon Johan Christiaan met het onderhoud te worden belast. De ingewonnen in lichtingen waren echter niet "voldoende en decisief" zodat men naar een andere orgelmaker omzag. Uit informatie te Middelburg ingewon nen bleek dat de stadsorgelmaker Frederik van der Weele de orgels daar tot tevredenheid van de kerkmeesters onderhield. Nadere infor matie viel weer minder gunstig uit zodat de kerkmeesters besloten ook Van der Weele niet te nemen - hoe kon ook een Middelburgse orgelmaker het illustere Zierikzeese orgel onderhouden! De volgende kandidaat was J.C. Friederichs te Gouda, over wie men uit Haarlem goede berichten ontving. Friederichs wachtte lang met naar Zierikzee over te komen en inmiddels sprak J. Tours, organist van de St. Lau- renskerk te Rotterdam zich ongunstig over Friederichs uit. Tours deed de aanbeveling H.H. Freytag uit Groningen of Abraham Meere uit Utrecht te nemen. Gideon Thomas Batz was intussen ook op de hoogte gekomen van de vacature en diende een verzoek in voor het jaarlijks onderhoud, aangezien hij als oudste zoon van J.H.H. Batz het orgel nog had helpen maken. Tours wenste blijkbaar Freytag in het zadel te helpen, want hij excuseerde zich iets over Gideon Thomas Batz te zeggen, hoewel deze hem "in persoon en werk zeer goed be kend was". In december 1808 arriveerden Tours en Freytag. Zij on derzochten het orgel en brachten een advies tot verbetering uit, waar mee 2400 zou zijn gemoeid45. Dit voorstel hield in de windladen na te zien, de registertractuur met tegengewichten te verbeteren, het carillon van twee op drie sterk te brengen, de terts van het rugpositief door een fluit travers te vervan gen en verder het pijpwerk na te zien. De kerkvoogdij besloot voor lopig alleen een contract tot onderhoud met Freytag aan te gaan en de organist L. Verveen om advies te vragen. Deze trok de noodzaak van de voorgestelde wijzigingen in twijfel. Een nieuwe conferentie met de orgelmaker bleef achterwege doordat Freytag zich keer op keer excuseerde over te komen. Het jaar daarop gaf men tenslotte J.C. Schmidt opdracht het hoognodige onderhoud aan het orgel te ver richten46. 115

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 113