met daarnaast aan onder- en bovenzijde gebogen velden. Onder het rechter veld zijn nog juist enige registerknoppen zichtbaar en in het midden een lessenaar. Op de velden bevinden zich bazuinblazende engeltjes. Dit type orgel - een front bestaande uit een middentoren tussen velden met een opwaarts verloop aan zowel onder- als boven zijde - doet onmiddellijk denken aan de orgels van de Middelburgse orgelmaker Ludovicus de Backer in de Hervormde Kerk te Oirschot en in het Museum Het Vleeshuis te Antwerpen. Wellicht was het orgel van Frederik Vogelaar ook een werk van Ludovicus de Backer. In 1774 kreeg de Lutherse Gemeente een nieuw orgel ten geschenke van het Gemeentelid Gerrit Holman56. Holman had zich in 1746 te Zierikzee gevestigd als kruidenier en koekbakker, en was in korte tijd zeer vermogend geworden. Hij liet de kerk in zijn rijkdom mee delen. Zo schonk hij in 1756 al een aanzienlijk bedrag voor de verbouwing van de kerk. Het door Holman geschonken orgel werd gebouwd door Johannes Mittenreiter, orgelmaker te Gouda, die blijkens het kasboek van Daniel Radermacher al in 1766 in Zeeland werkte. Zoals bij de geschiedenis van het orgel in de St. Lievensmons- terkerk al is gebleken stond Mittenreiter als een zeer goed orgelmaker bekend. Van zijn werk is helaas veel verloren gegaan. Het orgel dat hij voor de Lutherse kerk te Zierikzee bouwde had deze dispositie57: 1. Prestant 8' 8. Fluit 1'bas 2. Holpijp 8' 9. Tertiaan 1%' 3. Quintadeen 8' 10. Cornet 4 st. 4. Octaaf 4' 11. Mixtuur bas 4-6 st. 5. Spitsfluit 4' 12. Mixtuur disc. 4-7 st. 6. Octaaf 2' 13. Dulciaan 8'bas/disc. 7. Gemshoorn 2' 14. Trompet 8' bas/disc. Bij testament legateerde Holman nog een kwart van zijn aanzienlijk vermogen aan de kerk onder voorwaarde dat hieruit het orgel zou worden onderhouden en de wedde van predikant, organist, koster en orgeltrapper zou worden betaald. Dit legaat maakte een uitbreiding van het orgel mogelijk. In 1799 droeg de kerkeraad aan Johan Pieter Schmidt te Gouda de bouw van een tweede manuaal op. Het contract met Schmidt is niet bewaard gebleven, maar uit een vergelijking van de disposities vóór en na de uitbreiding blijkt dat Schmidt de fluit 1' bas liet vervallen, de quintadeen en dulciaan van het oude instrument naar het tweede manuaal overbracht en het hoofdwerk in plaats daar van van een bourdon 16' disc, voorzag. Het orgel kreeg nu deze dispositie58: Hoofdwerk; Bovenwerk: 1Bourdon 16' disc. 1Prestant 8' disc. 2. Prestant 8' 2. Holpijp 8'bas/disc. 3. Roerfluit 8' 3. Fluit 4' bas/disc. 120

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 118