voorstel van de predikant het gewelf van de kerk te laten beschieten, wat ongetwijfeld met de komst van het orgel verband hield. Blijkens het opschrift op het hoofdgestel van het oxaal werd het orgel 7 maart 1805 aanbesteed bij Abraham Meere te Utrecht. Abraham Meere (1761-1841) werkte in de schaduw van Gideon Tho mas Batz. Hij heeft betrekkelijk weinig nieuwe orgels gebouwd (o.m. St. Vituskerk Hilversum 1786, verloren gegaan; Beusichem 1787, thans te Zuidlaren; Maarssen 1790) en hield zich in hoofdzaak met onderhoud en reparatie bezig, waarmee hij overigens zeer goed in zijn onderhoud heeft kunnen voorzien: zijn nalatenschap bedroeg meer dan 16.000. De door hem gebouwde orgels geven blijk van een gedegen vakmanschap en zijn disposities waren steeds zeer origineel, in tegenstelling tot die van zijn concurrent Gideon Thomas Batz6G. Doordat het orgel te Poortvliet een geschenk was zijn in het archief van de Hervormde Gemeente geen bescheiden betreffende de bouw van het orgel aanwezig. Gelukkig is het orgel vrijwel ongeschonden bewaard gebleven zodat dit in het onderhavige geval geen handicap is. Het orgel heeft deze dispositie: (spelling volgens de oude opschrif ten) 1. Bourdon 16'disc. 8. Quint 3' 2. Prestant 8' 9. Sexquialter 2 sterk disc. 3. Holpijp 8' 10. Carljon 3 sterk disc. 4. Fluyt traver 8' disc. 11Mixtuur 3&4 sterk bas 5. Octaef 4 12. Mixtuur 4&5 sterk disc. 6. Octaef 2' 13. Trompet 8' bas/disc. 7. Waltfluyt 2' Tramblant Klavieromvang C-d'" Aangehangen pedaal C-c. Op 26 juni 1806 werd het orgel in aanwezigheid van Abraham Du- mont en zijn vrouw in gebruik genomen. De plechtigheid had een wat ander karakter dan gewoonlijk bij de ingebruikneming van een orgel doordat de preek over psalm 150: la en 4b "Looft God in zijn Heilig dom met het orgel" telkens met toepasselijke muziek door de organist TG. Milet de St. Aubin werd afgewisseld: "Na eene beknopte en zaaklijke opheldering van dit lied en de woorden thans uit hetzelve gekoozen sprak zijn weleerwaarde over de betamelijkheid van Gods lof, de verplichting om denzelven in het openbaar en gemeenschappelijk in zijn heiligdom te vermelden. Vooral omdat ook te doen met het orgel; en dit verschafte zijn weleerwaarde gelegenheid om de nuttigheid der toonkunst en de bijzondere geschiktheid van het orgel ter regeling van het kerk gezang aan te tonen, hetwelk dan ook door het spelen van een muzijkstuk zeer aangenaam bevestigd wierd; zijn weleerwaarde vervolgde verder te spreken over het vermogen welk het orgel 126

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 124