een instrument van twee klavieren en 19 registers. Toen bij de restau ratie van de kerk in de jaren vijftig de scheiding tussen schip en tran sept van de kerk werd verwijderd bleek dit orgel met zijn vele strijkers volstrekt ontoereikend voor het groter volume van de kerk. De kerk voogdij verkocht het orgel van Hilboesen aan de Oud-Katholieke Gemeente te Rotterdam en zag uit naar mogelijkheden om een groter orgel te verkrijgen. Al spoedig deed zich de kans voor een fraai en geschikt instrument aan te kopen. Na de oorlog waren verschillende zwaar getroffen gemeenten geadopteerd door andere die minder had den geleden van de oorlog. Zo werd de Hervormde Gemeente te Doesburg bijgestaan door de Hervormde Gemeente te Leeuwarden. Deze laatste had in 1940 de oude Galileërkerk laten afbreken met de bedoeling ter plaatse een nieuwe kerk te laten bouwen. Tengevolge van de oorlog moest deze nieuwbouw achterwege blijven en na de oorlog kwam men tot het inzicht dat het beter zou zijn in een dei- buitenwijken van de stad een nieuwe kerk te stichten. Aangezien het oude orgel daarin niet zou passen besloot de Hervormde Gemeente te Leeuwarden het vroegere orgel van de Galileërkerk aan de Her vormde Gemeente te Doesburg te schenken, die dit dankbaar aan vaardde. De wederopbouw van de kerk te Doesburg bracht echter een dusdanige schuldenlast met zich mee dat restauratie en plaatsing van het orgel pas op zeer lange termijn had kunnen plaats vinden. Mede op aandrang van de Rijksdienst voor Monumentenzorg is toen het orgel te koop aangeboden en aangekocht door de Hervormde Ge meente te Tholen. De geschiedenis van het orgel te Tholen heeft zich dus vóór 1940 te Leeuwarden afgespeeld. In de Galileërkerk te Leeuwarden bevond zich in de 18e eeuw al een orgel met twee klavieren en 12 stemmen73. Dit was een vrij zwak instrument en verkeerde in de jaren twintig van de 19e eeuw in zo slechte staat dat de kerkvoogdij in 1827 besloot tot de aanschaf van een nieuw en groter orgel. Vanzelfsprekend wendde men zich voor dat doel tot de in Leeuwarden gevestigde orgelmakers Jacob en Luitje van Dam. Zij waren zonen van Lambertus van Dam, die, aanvankelijk kastemaker van de beroemde orgelmaker Antonie Albertus Hinsz, omstreeks 1775 een eigen orgelmakerij stichtte, die tot in deze eeuw heeft bestaan. Lambertus van Dam werkte geheel in de trant van Hinsz - een fors, welluidend klankpatroon - en zijn nazaten hebben deze traditie voortgezet. Op verzoek van de kerkvoogdij dienden Luitje en Jacob van Dam een concept voor het nieuwe orgel in74. Voor een goed begrip van de ontstaansgeschiedenis van het orgel laat ik de in dit concept voorziene dispositie hier volgen: Hoofdwerk: Bovenwerk: Pedaal: 1. Prestant 16'disc. 1. Fluitdolce8' 1. Prestant 16' 130

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 128