lijke plan alsnog verwezenlijkt worden en zou het rugwerk kunnen
worden beschouwd als een toevoegsel aan een "overigens welgeorga-
niseerd kerkorgel". De kerkvoogdij had echter geen behoefte aan een
dergelijke reorganisatie en het bleef bij schoonmaak van het orgel.
Een volgende herziening vond plaats in 1896 door de fa. Van Dam.
Op advies van M.H. van 't Kruys werd toen de dulciaan naar het
rugwerk verplaatst en op het bovenwerk in de plaats daarvan een
aeoline 8' aangebracht'3. Het orgel kreeg nu ook koppelingen voor
pedaal en hoofdwerk en hoofd- en bovenwerk.
Het orgel onderging tot de demontage in 1940 verder geen wijzigin
gen. Bij de inspectie ten behoeve van de plaatsing te Tholen bleek het
orgel ernstig van de jarenlange opslag te hebben geleden: slepen en
pijpstokken waren kromgetrokken, het pijpwerk was door het liggen
vervormd en vele kleine onderdelen waren zoekgeraakt. De restau
ratie van het orgel werd in 1955 uitgevoerd door de fa. Sanders te
Utrecht. Daarbij onderging de dispositie enige wijziging: de viola di
gamba 8' en de viola 4' werden versneden, verschoven en aangevuld
tot een prestant 4' en quint lj^'; voor de aeoline kwam een regaal 8';
in de mixtuur werden enige octaafkoren door quintkoren vervangen,
aan het rugpositief werd een scherp toegevoegd en de tongwerken
werden van nieuwe tongen voorzien. De dispositie van het orgel is nu
als volgt:
Hoofdwerk:
1. Bourdon 16'
2. Prestant 8'
3. Holpijp 8'
4. Octaaf 4'
5. Octaaf 2'
6. Quint 3'
7. Cornet 3 st.
8. Mixtuur 4-6 st.
9. Trompet 8'
Rugwerk:
1Prestant 8'
2. Holpijp 8'
3. Octaaf 4'
4. Fluit 4'
5. Octaaf 2'
6. Quint 3'
7. Scherp 3-4 st.
8. Carillon 2 st.
9. Dulciaan 8'
Klavieromvang C-f'". Koppelingen Ped-Hw; Hw-Rw; Hw-Bw.
Pedaal C-c'.
Bovenwerk:
1. Fluit dolce 8'
2. Prestant 4'
3. Woudfluit 2'
4. Quint 1 y2'
5. Regaal 8'
Tremulant
Pedaal:
1. Subbas 16'
2. Prestant 8'
3. Holpijp 8'
4. Octaaf 4'
5. Bazuin 16'
6. Trompet 8'
134