velden maken100. Een eerste reparatie vond plaats in 1685 door Fre-
derik Knoblo101. In een rapport somde deze de gebreken en de voor
genomen remedies op: de balgen waren door ouderdom als verstikt en
moesten met nieuw leer overtrokken worden; een derde blaasbalg
was wenselijk; ook was het beter de balgen, die door het hard neer
drukken "t'eenemael gecorrompeert werden" van leren riemen en
katrollen te voorzien om ze te kunnen trekken. Het hoofdkanaal, "de
groote goote welcke het secreet spijst" moest worden gedicht, even
als de windlade, die zeer lek was. Verder was het nodig het klavier
na te zien en het pijpwerk te repareren. De magistraat ging met dit
voorstel accoord en liet Knoblo het werk voor 36 uitvoeren. Knoblo
moet ook een voorstel hebben gedaan het orgel met een hemel te over
welven en de blaasbalgen met kappen af te dekken102. In het Gemeen
tearchief berust namelijk een tekening, gedateerd 1686, met voor- en
zijaanzicht van het orgel met een hemel en een kap voor de blaas
balgen. Hoewel de betalingen in 1686 niet geheel duidelijk zijn ge
specificeerd, geven zij geen aanleiding te veronderstellen dat de hemel
en de afdekking van de blaasbalgen inderdaad zijn aangebracht.
Twintig jaar later beproefde Jacob Cools uit Rotterdam op zijn rond
reis door Zeeland ook zijn geluk te Hulst. Hij diende een bestek in
voor een vernieuwing van het instrument met gebruik van de oude
windlade (zie de bijlage)103. Anders dan te Goes en Middelburg, waar
hij de toen als verouderd beschouwde instrumenten mocht ombou
wen, ging de magistraat te Hulst niet op zijn voorstel in. Gelukkig
zouden we haast zeggen, in het licht van de latere geschiedenis van
het instrument, want op deze manier is de reeks van Zuid-Nederlandse
orgelmakers, die aan het instrument werkten, niet onderbroken. In
de jaren dertig van de 18e eeuw was het orgel nodig aan herstel toe.
De magistraat verzocht een orgelmaker het orgel te inspecteren en
opgave te doen van de kosten van reparatie. De niet nader genoemde
orgelmaker diende twee, wat onbeholpen gestelde memories in104.
Daarin stelde hij voor nieuwe blaasbalgen met kanalen aan te bren
gen, de windladen uit te bouwen ter vergroting van het toonbereik
waartoe circa tweehonderd nieuwe pijpen nodig waren, het aanbren
gen van een nieuwe prestant van tin of lood, een trompet 8' met schal-
bekers van tin of blik en een vox humana 8' van tin. Hiermee zou
respectievelijk 1000 of 600 zijn gemoeid, terwijl het schoonmaken
en beleren van de balgen 250 zou vereisen. Rekeningen noch notu
len maken melding van deze anonieme orgelmaker. Het handschrift
toont echter gelijkenis met dat van Ludovicus de Backer, die van 1747
tot 1759 nawijsbaar te Middelburg woonde. Wellicht was het deze
orgelmaker die de magistraat te Hulst van advies diende. Hoe dit ook
zij, een andere orgelmaker werd met het werk belast: Jacob Francois
Moreau die sinds de jaren twintig van de 18e eeuw ook in Zeeland
148