werkzaam was105. Een contract met Moreau heb ik niet teruggevon den, maar uit de betaling van 183-6-8 1100) die volgens de re kening in het contract was overeengekomen, kunnen we afleiden dat in hoofdzaak werkzaamheden als in de memories omschreven zijn uit gevoerd. Uit de in 1764 uitgevoerde verbouwing blijkt ook dat Moreau drie nieuwe blaasbalgen had geleverd, zoals in de memories was aan bevolen. De rekening meldt: de vrachtkosten voor de "nieuwe mate rialen", enig draaiwerk, het schilderen van het wapen op het orgel en een betaling aan de timmerman voor arbeid en geleverd hout. Moreau ontving voor werk buiten het bestek 6-13-4. Moreau moet dus het korte klavier van C-a" tot vier octaven hebben uitgebreid en daarvoor het benodigde pijpwerk hebben geleverd. Vermoedelijk heeft hij ook de aanbevolen nieuwe prestant, trompet en vox humana geleverd. Doordat de gemiddelde lengte van de pijpen van de middentoren toe nam heeft hij deze met tussenzetsels verlengd. Verder moet de orgel kast ongewijzigd zijn gebleven. Behalve een bedrag door de Raad van State beschikbaar gesteld werden de gelden voor deze reparatie geheel door de burgerij van Hulst bijeengebracht. In 1742 besteedde de magistraat het onderhoud aan Moreau voor 5-16-8 jaarlijks. In 1747 en 1748 moest deze verstek laten gaan wegens de bezetting door de Fransen. Daarna verrichtte hij het onderhoud jaarlijks tot zijn overlijden in 1751. Zijn zoon Johannes Jacobus Moreau nam het daarna over. In de rekening over 1763 wordt deze voor het laatst genoemd106. In de jaren zestig van de 18e eeuw kreeg het orgel weer veel aan dacht. De kunstschilder Johan Baltisperger kreeg in 1762 opdracht "de verouderde schilderinge" van de deuren van het orgel schoon te maken en op te helderen107. In dit jaar overlegde de vroedschap ook over verbetering van het instrument. De vroedschap besloot de zaak nog enige tijd uit te stellen toen bleek dat de kosten vrij hoog zouden zijn. Uit deze tijd dateert vermoedelijk een anoniem plan tot vernieu wing van de trompet en de vox humana, en de toevoeging van een rug positief (zie de bijlage). Tot de bouw van een rugpositief kwam het niet, maar de magistraat gaf in 1764 de Antwerpse orgelmaker Louis Delhaye opdracht nieuwe windladen te bouwen en daarop voor zover bruikbaar het oude pijpwerk, een nieuwe prestant en een nieuwe ses- quialter te plaatsen108. De drie, nog vrij nieuwe blaasbalgen hoefden alleen te worden nagezien. Louis Delhaye wordt meestal aangeduid als Louis II Delhaye ter onderscheiding van zijn vader. Deze was orgelmaker te Gent en vestigde zich omstreeks 1724 te Antwerpen in een langdurig proces met de schrijnwerkers te Gent in verband met het vervaardigen van orgelkassen. Louis II was 13 jaar toen zijn vader overleed maar wist door eigen schranderheid en goede raad van Egidius van Peteghem de zaak van zijn vader voort te zetten. Hij 149

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 147