In de jaren vijftig begon dit orgel zoveel gebreken te vertonen dat aan het begin van de jaren zestig tot restauratie werd besloten. Hiervoor werd de heer J.J. van der Harst van de Katholieke orgelraad als ad viseur aangezocht, terwijl C.H. Edskes optrad als adviseur vanwege de Rijksdienst voor Monumentenzorg. In de eerste plaats moest nu een oplossing worden gezocht voor het probleem van de oppervlakte van het orgeloxaal, te meer daar ruimte nodig was voor het aanbren gen van een vrij pedaal. Een oplossing hiervoor werd gevonden in het naar voren plaatsen van de voorwand van het oxaal en de zijwanden in overeenkomstige stijl te verlengen, een operatie die uitstekend is geslaagd en het oude werk volstrekt geen afbreuk heeft gedaan. Van het oude orgel was behalve de orgelkast met windladen en het in het assemblage-orgel gebruikte pijpwerk nog een deel oud pijpwerk bewaard gebleven. Het was voor de adviseurs geen eenvoudige taak om uit dit pijpwerk van twee orgels met verschillende bouwperioden registers te selecteren overeenkomstig de oorspronkelijke bezetting van de door Louis Delhaye gebouwde laden. Omdat al het pijpwerk, zoals in het voorgaande duidelijk is geworden, afkomstig was van Zuid-Nederlandse orgelmakers, in wier werk steeds een grote con tinuïteit is geweest, was het toch mogelijk hieruit weer een homogeen geheel samen te stellen. De van ajourgezaagde blinderingen voorziene onderkast werd benut voor het plaatsen van een borstpositief. Wellicht was met het aan brengen van een positief op deze plaats bij de bouw al rekening ge houden. Dergelijke borstwerken waren aan de Vlaamse orgelbouw in de 16e en 17e eeuw niet vreemd. Voor het ontwerpen van een pedaal bestond grotere vrijheid doordat dit geheel buiten de oude orgelkas zou worden geplaatst. Bezetting van pedaal en borstpositief zijn ge kozen in overeenstemming met de dispositie van het hoofdwerk naar analogie van soortgelijke orgels van Zuid-Nederlandse orgelbouwers. De restauratie en de nieuwbouw zijn in de jaren 1970-71 uitgevoerd door de fa. Flentrop te Zaandam. Ten behoeve van het borstpositief is aan het oude klavier een tweede van dezelfde makelij toegevoegd. Door twee blinde cancellen in de lade te benutten kon de toonomvang tot d'" worden uitgebreid. In plaats van het oude kistpedaal, dat met piëteit wordt bewaard is een nieuw pedaal aangebracht. Voor het ont brekende pijpwerk van de bestaande registers en dat van de nieuwe registers is pijpwerk van verwante Vlaamse orgels tot voorbeeld ge kozen, ook voor de tongwerken. Het orgel heeft nu deze dispositie: Hoofdwerk: Borstwerk: 1Montre 8' bas nieuw 1Bourdon 8' 2. Bourdon 8' discant nieuw 2. Quintadienne 8' 3. Prestant 4'grotendeels oud 3. Prestant 4' 4. Flute 4' idem 4. Flute 4' 152

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 150