de Zaanstreek de bepaling uitgevaardigd dat 'een yeder huys (sal) moe
ten hebben een bequame Asch-Kuyl.ende op alle heertsteden daer-
men vyert een stolp voor 't vyer'26. In de achttiende eeuw werd de
vuurstolp niet meer veilig genoeg geacht, en werd men op vele plaat
sen verplicht om de gloeiende resten uit de haard in een doofpot te
stoppen27.
Ook het gebruik van vuur en verlichting in ambachtswerkplaatscn
werd streng gereglementeerd: het werken bij kunstlicht werd verboden.
Eveneens werd verboden het opstapelen van brandbare produkten,
zoals hooi en vlas, in de woonhuizen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de
'Cueren, Ordonnantiën ende Statuten' van de stad Aardenburg uit
157628.
43 - Item dat yeghelic zijn vier, kerslicht wel beware ende danof zorghe draghe,
zodatter gheen brant of en comrne oft ryse, up de boete van III lb P., ende int
cas datter schade ende inconvenient ghebuerde X lb P. Partie nopende zijn schade
ende actie gheresserveert, zo hy in rade wert.
51 - Item dat nyemant voortan en dussche eenich coren of ander graen, noch
ooc en boote ofte en zwijnghele eenich vlas by den kerslichte noch in eenighe
schueren, noch ooc by daghe in eenighe bewoonde woonhuusen, telcken by be-
grype, up de boete van III lb. P.
52 - Item dat ooc niemant voortan en tasse ofte lade eenighe schoven van
coorne, grane, stroo, hoy, vlas ende diegelycke vruchten in eenighe bewoonde
huusen, up de boete van III lb P. Ende indien yemant alsnu de contrarie van
desen ghedaen hadde, dat zy dat weeren binnen XIII daghen naer de publicatie
van dese up ghelycke boete up begrype.
De gewoonte vreugdevuren aan te steken op bepaalde feestdagen gaf
dikwijls aanleiding tot het ontstaan van branden. Toen de huizen nog
een centrale stookplaats hadden, ontstak men dergelijke vuren zelfs
binnenshuis; zo'n geval is reeds uit de zevende eeuw bekend in Maser-
field (Engeland), waar het feest eindigde met het afbranden van de
hele woning29. Naarmate de stedelijke kernen uitbreiding namen en
dichter bevolkt raakten, ging dit gebruik een steeds groter gevaar op
leveren, zodat het in de steden uiteindelijk verboden werd. Deze tra
ditie bleef echter voortleven op het platteland, waar men nog tot in
de twintigste eeuw Sint-Pietersvuren, Vastenavondvuren, Paasvuren,
Sint-Jansvuren, Sint-Maartensvuren en Oudejaarsvuren aanstak30. Hier
uit blijkt dat de overheidsvoorschriften een uitgesproken verschil op
volkskundig gebied deden ontstaan tussen stad en platteland, door het
verdringen van bepaalde volksgebruiken uit het stedelijk gebied.
In Brugge werd op het einde van de vijftiende eeuw een premie van
honderd kronen uitgeloofd aan iedereen die een brandstichter zou
weten te vatten31. Tijdens de middeleeuwen maakte men een onder
scheid tussen de 'dagbrand' en de 'nachtbrand': de nachtelijke brand
stichting, ook 'moordbrand' genoemd, werd zwaarder gestraft dan
brandstichting overdag32. Er bestond ook een onderscheid tussen de
17