tot organist en klokkenist der stad Goes was aangesteld, tot organist deser kerk, uit den dienst van Maassluis waar beroepen, vond ik bij 't aanvaarden mijner functie in de maand October deszelven jaars, dit orgel, na rato van de oudheid des werks, nog in een tamelijk bruikbare staat, het zelve was zedert veel jaaren loffelijk onderhouden en ge stemd door eene [H.] Peuscheur mr. orgelmaker te Antwerpen; wiens vader het ook eertijds in onderhoud was aanvertrouwd geweest; eerst- gemelde orgelmaker overleed binnen de voornoemde stad den 11 july 1762. Nog in 't zelve jaar wierd bij de heeren kerkmeesteren tot het stemmen van't orgel aangesteld Jean Moreau soon van wijlen den be roemden orgelmaker J.F. Moreau. Dog in't volgende jaar 1763, wierd J. de Gruyters klokkenist van de Lieve Vrouwe Thoren te Antwerpen aangenomen, om het werk te onderhouden. In de maand augusti des gemelde jaars wierd ik tot organist en klokke nist der stad Middelburg beroepen, waar op mijn broeder J.P. Lootens tot mijn successeur in voorseide bedieninge te Zierikzee wierd aange steld. In den jaare 1764 resolveerde de heeren president en kerkmees teren, om het orgel door J. de Gruyters te laten uitnemen, het werk van alle vuyl en stof te zuiveren, de pijpen die verlopen waren in behoor lijke staat te herstellen, en alles in een goed orde op te leveren. Dien volgens wierd met het zelve inde maand meij begonnen, en na verloop van eenige tijd voor compleet (behalve eenige kleinigheden niet te re kenen) voltooyd verklaard, dog de uitkomst beantwoorden in't vervolg geentzins aan de kosten; althans niet lang nadien, deden zig aller wegen gebreken op, in 't manuaal kwamen eerlang disperaate huylingen, de blaasbalchen die te voren toereikende wind leverden, verliepen thans zoo geswint, dat het volle werk na wind snakkende, nu zagt dan ster ker aan't gehoor kwam, daar bij wierd alles zoo valsch, dat er geen twee registers zuiver te vinden waren. Het orgel in desen toestand zijnde, wierd in't jaar 1765, den vermaar den orgelmaker J.H.H. Batz van Utrecht ontboden, die na verloop van eenige tijd verscheen; en na het orgel onderzogt en naauwkeurig geëxamineerd te hebben, verklaarden, dat alle moeyten en kosten om 't zelve in behoorlijke orde te brengen vergeefs zoude zijn, gemerkt het orgel door de ouderdom te ver verlopen was. Dus bleef het in die zelfde situatie, behalven dat de huylingen door gemelde Batz ver holpen wierden. Ondertusschen wierd den organist in 't jaar 1766 ge last, een concept of plan tot een geheel nieuw orgel te formeeren, ge lijk ook van gemelde orgelmaker wierd gerequireerd. Deze bestekken ingeleverd zijnde verliep er een geruime tijd tot het examineren der- zelve, en wel insonderheid over de plaats waar men soodanig groot gebouw, als die plans bedoelden zouden stellen; vermits het terrein daar het oude orgel stond tot hetzelve onbekwaam wierd geoordeeld. Ten laatste kwam het in den jaare 1768 tot een formeele aanbesteding. 167

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 165