opzettelijke en de niet-opzettelijke brandstichting. Op het eerste stond doorgaans de doodstraf, terwijl men in het tweede geval, ook negli- gentie of vuurverwaarlozing genoemd, tot boete en schadeloosstelling werd veroordeeld33. BOUWVOORSCHRIFTEN EN BRANDBEVEILIGING Alle voorschriften inzake blusgereedschap en brandvoorkoming kon den echter niet verhinderen dat zelfs bij een kleine brand het vuur snel om zich heen greep, aangezien het merendeel van de huizen waren opgetrokken in hout, en gedekt met stro of riet. Het was dan ook noodzakelijk om daartegen maatregelen te nemen, door het uitvaardi gen van bouwvoorschriften die het gebruik van brandbare materialen beperkten. In onze natuursteenarme gebieden waren de meest voor de hand liggende vervangingsmaterialen de baksteen en de daktegel of dakpan. De uitvinding van de baksteen werd altijd al gezocht bij de kloosterorden. Die uitvinderseer kent men doorgaans en o.i. terecht toe aan de Cisterciënsers. Zowel in Friesland als in Vlaanderen zal de baksteenfabricage aan de Cisterciënsers te danken zijn geweest. Arntz merkt daarbij op dat deze kloosterorde zich in 1144 in Denemarken vestigde, iets vroeger dan in Friesland, wat het aannemelijk maakt dat de middeleeuwse baksteenproductie door de Cisterciënsers in Dene marken begonnen is. De baksteenproductie in het noorden van Neder land, o.a. Friesland, kan enkele tientallen jaren vroeger gesteld wor den dan in Vlaanderen. Voor het eigenlijke Holland is geen enkel be wijs geleverd van baksteengebruik in de 12de eeuw34. De vroegstbekende bakstenen in Vlaanderen dateren uit het begin van de dertiende eeuw en komen o.a. voor in de geveltoren van de Sint- Salvatorskerk te Brugge (1220), de toren van Varsenare (1220), de Cisterciënserabdijkerk ter Duinen te Koksijde (1240)35. Tot op vandaag zijn een paar Cisterciënsergebouwen bewaard geble ven, die volledig werden opgetrokken in dergelijke vroege baksteen, met name de schuur van Ter Doest te Lissewege en een kapel in Kloos- terzande36. Aanvankelijk waren het vooral kerken, herenwoonsten en openbare gebouwen die in baksteen gebouwd werden en met pannen of ook wel leien werden gedekt. Uit de oudste stadsrekeningen van Brugge blijkt dat rond 1300 in die stad met 'tegelen' gedekt waren: de oude Halle en het Belfort, de nieuwe of Waterhalte, het Gijzelhuis op de Burg, een huis van de stad langs de Potterierei, sommige stadspoor ten enz.37. Hoewel in Vlaanderen tamelijk veel steenovens in werking waren, besloot de Brugse stadsmagistraat in 1330 een eigen steen bakkerij te bouwen en in bedrijf te stellen, op een terrein dat speciaal daartoe was aangekocht te Ramskapelle38. Het Brugse Sint-Janshos pitaal baatte reeds in 1290 een eigen steenoven uit39; de Eekhoutabdij bezat er een te Sint-Pieters-op-de-dijk40. 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 16