't oxaal tot op de bovenlijst der middencolom van 41 voet, de breedte is 24, en de diepte 11 voeten. Ter wederzijde van deze kas, is een rui me deur, door welke men op't oxaal komt, hetzelve is 32 voet breet, en van de groote kas tot het rugpositief 7 voet diep, en neffens het zelve tot tegen de lambrisering 8 voet en 3 duimen. De kas van't rug positief is tot op de midden colom, hoog 12 voet breet 11 voet 2 duim, en diep 4 voet, dog op de uiterste punt van de middelcolom 7 voet. Wederom agter de groote kas is het balchuis of balchen kamer, breet 24 voet, lang 17 en een half voet, hoog 14 voet en 3 duim. Aan beide zijde van deze kamer, is een gallerij, lang tot aan de deuren op't oxaal 32 voet, 2 en een halve duim, en breet 4 voeten. Tusschen de balch- kamer, en groote orgelkas is een doorgang van d'een tot de andere gallerij van 8 voet breet, en 24 voet lang, waarop de balch-sleutels, en bank voor de treders zijn. In de balchen kamer is een trap bij de torenmuur met welke men op de bovensolder of tweede verdieping komt, gaande over de balchen kamer, en strekkende tot tegens de groote kas, lang 25 en een halve voet, en breet 24 voeten. Gelijk die zolder, heeft men deuren in't beschietzel der kas, waar door men bij de wintiaden van 't groot manuaal, en pedaal komt zijnde voor dezelve een ruime gang van 4 voet diep, gaande door de gansche breedte der kas. Agter tegen de kas staat een trap, met welke men tot het boven manuaal gaat; hier heeft men een gelijke ruimte als aan 't groot manuaal. Verder na boven zijn op de zijden insgelijks trappen, waar bij men zonder eenig gevaar tot boven op de middelcolom kan komen. Voorts bestaat het gehele beschietzel der groote kas, zoo aan de agterkant, als op de zijde, gelijk mede dat van de balchen-kamer in deuren en vensters, zoo dat zelfs bij winterdag, het stemmen als ander benodigt werk zonder kaarsligt kan verrigt worden. Betreffende nu het buitenste gedeelte, of front van dit gebouw, de schikking der pijpen voor inde groote kas, is in een gantsch nieuwe smaak. De hooft- of middencolom heeft zeven pijpen ter lengte van 24 voeten; de middelste pijp spreekt groot C van de prestant 16 voet op't manuaal; neffens deeze colom zijn holle hoeken, hier naast spitse of driehoekscolommen, vervolgens vlakke zijde, en eindelijk op de hoeken der kas, ronde colommen, welkers pijpen 18 voet lang zijn. Deze colommen zakken 5 voet 9 duim beneeden de capitaalen lijst, werdende ieder colom ondersteund door een term130, staande deszelfs pedestal op't oxaal. Dese beelden zijn op't keurigste gesneden, en deszelfs houding zoo heerlijk getroffen, dat ze de roem, en verwonde ring van alle deskundige wegdragen. De pedestallen zijn vercierd met festonnen anticq. Boven op gemelde colommen staan beelden levensgrootte, vertho- nende ter regter zijde een fluit-traversspeelder, en die ter linkerhand een fagotist. Op de beide driehoekscolommen is een cierlijke vaas, met 172

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 170