Ondanks de voortdurend stijgende baksteen- en daktegelproduktie,
kwam het gebruik van deze bouwmaterialen voor gewone huizen
slechts heel langzaam op gang. De stedelijke overheden achtten het
dan ook noodzakelijk deze gang van zaken te bespoedigen door het uit
vaardigen van passende voorschriften. In die bouwvoorschriften kan
men drie groepen onderscheiden. De ene heeft meer betrekking op de
schikking van de gebouwen, de twee andere op de gebruikte materialen.
Als eerste kunnen we de brandgangen vermelden: smalle steegjes tussen
huizen of huizenblokken, die het overslaan van brand voorkwamen. Ze
verschaften soms toegang tot een achterliggende waterloop, wat uiter
aard de blussingsaktiviteiten fel vergemakkelijkte41. Door deze zgn.
waterstraatjes gingen de bewoners ook water scheppen, wassen etc.42.
Na de grote stadsbrand van 1248 in Bergen (Noorwegen) werden de
lange huizenrijen in de Hanzewijk Bryggen vervangen door huizen
blokken, gescheiden door dwarsstraten en kleine steegjes43. Niet alle
voorschriften betreffende de ruimte tussen de huizen hadden betrek
king op het brandgevaar. In Amsterdam b.v. werd in 1413 door de
overheid bepaald dat de ruimte tussen de huizen minstens dertig cen
timeter breed moest zijn, om het wegvloeien van het regenwater dat
van de uitstekende strooien dakrand druppelde (de oziedrop), ongehin
derd te laten geschieden44. In Brussel bestonden dergelijke, dikwijls
zeer smalle tussenruimten nog in de zeventiende eeuw, ongetwijfeld
een relikt uit de tijd dat de huizen met stro gedekt waren; in 1657
werd van hogerhand de afschaffing ervan aangemoedigd, omdat het
daar stagnerende water kwalijke geuren verspreidde en bovendien de
muren aantastte45.
Een tweede vorm van bouwvoorschriften betrof de vervanging van
houten wanden door stenen wanden. Vroege voorbeelden zijn bekend
uit Londen, in 1189 en 121246, en Lübeck in 127647; in beide gevallen
werd onder meer de bouw van stenen scheidingsmuren tussen de ver
schillende panden verplicht gesteld. Hoewel deze verordeningen het
verdwijnen van alle houten konstrukties uit de stad beoogden, kwam
daar in de praktijk weinig van terecht, omdat dit toen noch financieel
noch technisch haalbaar was. Pas veel later kon daar ernstig aan ge
dacht worden. In Brugge werd vanaf het begin van de zeventiende eeuw
werk gemaakt van het vervangen van de houten gevels: een hallegebod
(stedelijke verordening) van 2 mei 1616 verbood houten gevels te her
stellen of nieuw te bouwen in de belangrijkste straten van de stad48.
Soms waren stadsbranden de aanleiding tot het op grote schaal ver
vangen van hout door steen; dit was bijvoorbeeld het geval in Amster
dam in 145249.
Hierbij aansluitend dient gewezen op de evolutie van de schouw. Aan
vankelijk bevond de stookplaats zich in het midden van het vertrek, in
een kuiltje in de vloer of op een lichte verhevenheid. De rook trok
19