voorgekomen, hoe en door wie die personen zo afgelegen zelfs buiten de republiecq wonende, tot het maken van een nieuw orgel in deze stad zijn voorgesteld. Ter beantwoording van dien gelieve den lezer tot vroeger tijd met mij terug te keeren. In de maand september 1775 was van wegens de edel achtbare heeren thezauriers herwaarts be schreven den gerenommeerden klokgieter Georgius Dumery, wonende te Brugge. Deeze had op zijn reijs in de barge van Brugge op Sluys varende aangetroffen de twee gebroeders De Rijckere, die in laatst genoemde plaats een nieuw orgel dachten aan te nemen. Zij elkander bekend zijnde, verhaalde den eerste zijn reis na Middelburg te doen, tot het aannemen van drie nieuwe klokken, waarop de anderen ver- zogten hun 'n complement en recommandatie aan den organist, indien in't vervolg in dien stad eenig nieuw werk omtrent kerkorgels mogt voorkomen. De klokgieter ten mijnen huize gekomen queet zich van die commissie. Op de vraag nopens hun bequaamheid, was zijn ant woord daarover niet te konnen oordelen; dat zij eenige kerkorgels omstreeks Bruggen hadden gemaakt, waarvan met lof gesproken wierdt. Dit was d'eerste tijding die ik wegens de Rijckerens ooijt heb gehoord. Hierop volgde dat mij in de maand february 1778 door de edele achtbare heeren thezauriers dezer stad de examinatie der nieuwe klokken voor de Abdijtoren alhier, bij de heer Dumery te Brugge ge goten, wierd opgedragen. De gelegenheid van die reijs, gaf aanleiding dat een der voornaamste voorstanders tot het stichten van een nieuw orgel mij verzorgt om in die gewesten bij een bequaam orgelmaker te informeren na de prijs van een nieuw werk volgens zeker plan aan de beoogde plaats voldoende. Die informatie was te meer nodig, eensdeels wijl den orgelmaker dezer stad Johannes van Overbeek op dito voorstel had verklaard geen zo danig groot werk, wegens zijn hoge jaren te konne aannemen; ten anderen om dat men in Vlaanderen of Braband, veel civielder prijs kon bedingen dan wel elders, waarvan men volkomen was geïnfor meerd nopens de nieuwe kerkorgels te Bergen op Zoom en Axel. Ik vervroegde dan mijn reis op Brugge een paar dagen, om eerst na Gendt te gaan, alwaar ik met den alom beroemden orgelmaker de heer Van Petechem sprak, die na het plan te hebben ingezien mij ver klaarden zoo bezet te zijn met aanbestelde nieuwe werken, meer dan in agt jaaren kon voltooijen, schoon dagelijks met thien perzonen wiert gearbeid; ten andere dat hij voor één enkel werk in de Hollandsche smaak, zijn gewoone mensuren, daar te lande gebruikelijk, niet wel kon veranderen; althans 't scheen hem van die aangelegenheid niet, en overzulks bedankten hij voor de reflectie op zijn perzoon. Dus hier niet geacuseerd schreef ik na Cortrijck aan de orgelmakers De Rijckere, indien zij genegenheid hadden om over een plan tot een nieuw orgel met mij te spreken zij dan binnen drie dagen zich geliefden te adres- 195

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 193