zienlijke vergadering een uur lang enkel psalmen, het ander was hij vergeten d). Men hoeft niet te gissen of de makers thoen content waren, en geen wonder, hier zagen zij zich eensklaps geredt van al't geen, dat nauwe lijks drie weeken geleden, ten hunnen lasten was afgekeurd, en waar aan een kundig man ruim een jaar werk vond om goet te maken, welk een getuigenis hoe onverdient, hoe ontijdig, even zoo valsch als het orgel. Nogthans wiert het bij veelen voor goet aangenomen, dus de makers met toejuiching overladen, vertrokken (bijna) wel te vreden. Zij hadden volmaakt tevreden geweest, indien hun 't laatste termijn, thoen was afbetaalt geworden. [Zij vertrokken] na Cortrijck, na al- vorend aan hun crediteuren te hebben belooft, om even na Paasschen in deze stad te rug te zullen keeren, hun afrekening te verzoeken, en daar uit dan betaling te doen. Dog nadien zij al te wel bij zich zelft van den slegten uitslag hunnes werks overtuigd waren, hebben zij tot heden, het terugkomen vergeten, een bewijs zoo klaar, zoo sprekend, dat zelfs hun vrienden overreed moeten zijn dat het werk niet lever baar was, althans de toets van onpartijdige niet kon doorstaan. Middelerwijl men hun in de stad terugwachte, verlangden veele der intekenaren dat het orgel, zoo goet of kwaat als 't was ten kerken- dienst mogt werden gebruikt, te meer, wijl volgens raport der laatste examinatie zulks kon geschieden en dit was juist het geen de orgel makers zoo zeer wenschten en waar toe zij voor hun vertrek, alle ver- zinnelijke moeijten haden aangewend. Zij begrepen zeer wel in dat kas buiten alle verantwoording te konnen geraken, de gebreeken welke met het gebruik meer en meer zouden toeneemen, konden zij dan den organist onder de naam van onkunde of mishandeling te last leggen. Uit het een en ander scheen een gansch onherstelbaar bederf voor mijn zoon (door hun wel edel groot achtbare allergunstigst tot organist van dit werk bevordert) onvermijdelijk, vermits de fungerende organist, voor 't hem aanbetrouwde orgel, geheel verantwoordelijk staat, 't geen hier zoo lang het orgel in die bedurve situatie bleef, onmogelijk was. Redenen, dat ik mij genoodzaakt vond eerbiedig bij request te adres seren aan de weledel groot achtbare magistraat dezer stad, met bede hun weledel groot achtbare, een nader onderzoek door deskundigen omtrent het orgel geliefden te vergunnen, alvorens het zelve ter kerk dienst mogt werden gebruikt. Dit was van dat aller gewenscht en ge lukkigst gevolg, hun wel edel groot achtbare bij hoogst derzelver re solutie een nader examen arresteerden. Ten dien einde verschenen op aanschrijven en verzoek de heeren P. Stockelmans organist van de groote kerk te Breda, en J. Ulrich orga nist van de Doopsgezinde Gemeente te Rotterdam, welke op den 5en septembris 1781 met hun examinatie een aanvang maakten, en daar mede eenige dagen toebrachten, tot dat zij op den 11 dito, in hoge 198

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 196