paalde restricties - wél nog mag75, als ze dan een eind verder in de tekst plots komen vertellen dat stro al lang nergens meer mag. Alles wordt echter heel wat logischer, als men aanneemt dat de schrijver van het stuk (of de copiist van het stadscartularium) 'nieuwe vesten' schreef, daar waar had moeten staan' oude vesten'. Het zou heel nor maal zijn, dat de hele toenmalige oude binnenstad verboden gebied was voor strooien daken, en dit 'achtervolghende der ouder costumen'. De verbodsbepalingen van 1467 zouden dan gewoon een uitbreiding zijn tot een ruimer gebied, van een reglementering die vroeger al bestond voor de oude stadskern. Een gelijkaardige evolutie, maar dan in een kortere tijdspanne, vertonen de voorschriften betreffende de houten gevels: het hallegebod van 2 mei 1616 verbood houten gevels te her stellen of nieuw te bouwen in de buurt van de markt en in de poort straten binnen de oude vesten76, en op 3 juni 1634 werd de maatregel uitgebreid tot de poortstraten binnen de nieuwe vesten en nog een aantal met name genoemde straten en pleinen77. Hoe oud zouden die 'oude costumen' geweest zijn? Bij gebrek aan teksten tasten we hieromtrent volkomen in het duister. Het kan net zo goed een 'hallegebod' zijn van het einde van de veertiende eeuw, als een veel ouder voorschrift - wellicht nog uit de tijd van vóór de tweede omwalling, of zelfs van vóór de grote uitbreiding van het stadsgebied in 1275, toen de grens van de stedelijke jurisdictie nog samenviel met de eerste omwalling. Eén ding staat vast: het dokument waarin de bewuste bepaling(en) stond(en) opgetekend, is verloren gegaan. Buiten Brugge bevindt zich echter een duidelijke aanwijzing dat een dergelijk zeer oud dokument heeft bestaan; daar bevindt zich het bewijs dat de Brugse overheid reeds in het begin van de dertiende eeuw, met grafelijke goedkeuring, een reglementering aangaande harde daken opstelde. Het desbetreffende bewijsstuk berust in het Gemeentelijk Archief van Aardenburg (Zeeland), dat tot 1604 tot het graafschap Vlaanderen behoorde78. (Plaat 2 en Bijlage). Het is een originele oorkonde van graaf Ferdinand van Portugal, gedateerd 5 december 1232, waarbij aan de schepenen van Rodengborc (Aardenburg) vergunning wordt verleend om de wet over het dekken der huizen met daktegels, lood of plankjes, 'zoals die te Brugge in voege was', ook in hun gemeente uit te vaardigen. De tekst werd voor de eerste maal uitgegeven in 1844 door J. Ab Utrecht Dresselhuis in zijn 'Oud Aardenburg', met enige onnauwkeurigheden in de transscriptie79. Ook Gilliodts publiceerde hem, waarbij hij de meeste onnauwkeurig heden van Dresselhuis overnam80. Een regest van het stuk staat in de 'Beredeneerde Catalogus' van G.A. Vorsterman van Oyen81; dezelfde auteur vermeldt de oorkonde ook in zijn 'Rechtsbronnen der Stad Aardenburg'82. Volgens Vorsterman worden in het stuk, naast lood en 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 21