20. N. Vanderbeken, R. Galasse en F. Gooris, Brandweerdiensteerste begrip pen, [Brussel] 1938, (uitgave Ministerie van Binnenlandse zaken), p. 40; O.L. Van Acker, Verschillende branden, in: E. Van Cappellen e.a., Brand weerdienst, grondbeginselen, Brussel 1938, (uitgave Ministerie van Bin nenlandse Zaken), p. 75. Zout met azijn sorteert echter beduidend min der effekt dan zwavelkoolstof en andere, modernere produkten. 21. E. Hoffmann-Krayer en H. Bachtold-Staubli, Handwörterbuch des Dent- schen Aberglaubens, dl. II, Berlin-Leipzig 1929-1930, kol. 1415-1434. In het voormalige 'Brandmuseum' van Kiel bestond er zelfs een aparte afdeling 'Feuer und Licht im Glauben und Brauch' die in 1939 ruim zes honderd voorwerpen omvatte (L. Schmidt, Volksglaube und Volksbrauch, Berlijn 1966, p. 22). 22. L.F. Salzman, Building in England, p. 102. 23. L.F. Salzman, a.w., p. 102. 24. O.A. Erich en R. Beitl, Wörterbuch der Deutschen Volkskunde, Stuttgart 1974, p. 691. Daarnaast had het zout in zeer vele gevallen een zuiverende werking in de figuurlijke betekenis, nl. door het weren van het boze. 25. J. de Kleyn, Vuurstolpen en vuurkorven, in: Bijdragen en Mededelingen van het Nederlands Openluchtmuseum, 22 (1959), p. 39; J.A. Trimpe Burger, Ceramiek uit de bloeitijd van Aardenburg (13de en 14de eeuw), in Be richten R.O.B., 12-13 (1962-1963), pp. 526-527; J. Weyns, Volkshuisraad in Vlaanderen, dl. I, Beerzel 1974, pp. 81-83. 26. J. de Kleyn, Volksaardewerk in Nederland 1600-1900, Zeist 1965, p. 77. 27. J. de Kleyn, Volksaardewerk, p. 77 en afbeelding 23. 28. G.A. Vorsterman van Oyen, Rechtsbronnen der Stad Aardenburg. 's-Graven- hage 1892, pp. 185-188. 29. L.F. Salzman, Building in England, p. 223. 30. R. Meurant en R. van der Linden, Volksleven in België, Brussel 1974, pp. 33-38; K. ter Laan, Folkloristisch Woordenboek van Nederland en Vlaams België, 's-Gravenhage-Batavia 1949, p. 455. 31. L. Gilliodts van Severen, Inventaire, dl. VI, p. 475. 32. R.C. Van Caenegem, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de Xle tot de XIVe eeuw, Brussel 1954, (Verh. Kon. Vlaamse Acad. voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Let teren, nr. 19), pp. 96-97. 33. L.Th. Maes, Vijf eeuwen stedelijk strafrecht, Antwerpen-'s-Gravenhage 1947, pp. 312-314; R.C. Van Caenegem, Geschiedenis van het Strafrecht, pp. 96-97. 34. W.J.A. Arntz, Tijdstip en plaats van ontstaan van onze middeleeuwse bak steen, in: Buil. Kon. Ned. Oudh. Bond, (1954), kol. 23-28; Idem, De mid deleeuwse baksteen, in: Bull. K.N.O.B., 70 (1971), pp. 98-103; W.P. De- zutter en M. Goetinck, Het historisch bouwmateriaal: hout, natuursteen, baksteen, in: Catalogus van de tentoonstelling 'Op en om de bouwwerf; ambachtswezen, oud gereedschap', Brugge 1975, pp. 80-85. 35. L. Devliegher, De vroegste gebouwen van baksteen in Vlaanderen, in: Buil. Kon. Ned. Oudh. Bond, 1957, kol. 245-50. J. Hollestelle, De steen bakkerij in de Nederlanden tot omstreeks 1560, Assen 1961, p. 77. 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 29