68. Stadsarchief Brugge, Hallegeboden 1553-1584, f° 19, uitgegeven in: L. Gil- liodts van Severen, Mémoriaux de Bruges, dl. II, p. 19-20. Zie over dit alles ook: L. Gilliodts van Severen, Inventaire dl. IV, Brugge 1876, pp. 407-409; L. Gilliodts van Severen, Les registres des "Zestendeelen"p. 30; H. Stal- paert, Volkskunde van Brugge, Brugge 1974, p. 43-47; M. Coornaert, Over dektegels, vloertegels en haardtegels, pp. 117-122. Vgl. ook A. van de Velde, Het bouwvak. Losse bladen over oude Brugse Ambachten (Brugge 1914), pp. 16-18. 69. Meest recent in: L. Devliegher, De huizen te Brugge, Tielt-Amsterdam 1975, p. XVII. 70. Cl. V. Trefois, Ontwikkelingsgeschiedenis van onze landelijke architectuur, Antwerpen 1950, p. 102. 71. Cl. V. Trefois, Strodekker en strodekkerstechnieken [1], in: Oostvlaamse Zanten, 44 (1969), p. 212 noot 5. 72. De eerste omwalling van Brugge werd aangelegd in 1127-1128. In de on zekere dagen die volgden op de moord van graaf Karei de Goede (2 maart 1127), hebben de Bruggelingen met grote haast hun stad versterkt: in drie dagen tijds was het 3950 meter lange tracé afgewerkt! Het volgde de loop van de nu nog bestaande "binnenreien". In mei 1128 werden er belangrijke verbeteringen aangebracht, o.m. door het graven van een aantal grachten. In de ruim anderhalve eeuw die daarna volgde kende de stad een dusdanige uitbreiding, dat op het einde van de dertiende eeuw nieuwe, veel ruimere verdedigingswerken noodzakelijk wax'en. Dit werd dan de tweede of grote omwalling, aangelegd in 1297 en volgende jaren, met een lengte van bijna 6800 meter. Vier van de negen stadspoorten en het grootste deel van het tracé (de vestingen) zijn nog bewaard - E.I. Strubbe, Van de eerste naar de tweede omwalling van Brugge, in: Handelingen van de Société d'Emu- lation te Brugge, C. (1963), pp. 271-300; J.A. Van Houtte, Brugge vroe ger en nu, Antwerpen-Bussum 1969. pp. 8-9 en 19-21. 73. Stadsarchief Brugge, Nieuwen Groenenboec onghecotteerd, f° 226 v. 74. Vgl. noot 72. 75. "...voort dat de voorseide strodeckers ende haerlieder naercommers van nu voort an alomme elre dan voorscreven staet met stroo decken zullen moghen, maer en zullen gheene nieuwe huusen waer die staen binnen der stede van Brugge die jaerlicx in heure ghelden xx s groten of der boven met stroo vermaken ofte stoppen in eenighen manieren; voort dat alle dandere huusen ende cameren die de voorseide stroodeckers of huerlieder naercommers on der de voorseide somme jaerlicx gheldende ende staende tanderen straten ende plaetsen dan voorseit es, van nieus met stroo decken zullen, de ghone die de voorseide huusen zullen doen maken ende decken, die ghehouden zul len worden die binnen te doene plaesteren tooten filieringhen omme te bet bewaert ende verzekert te zine van brande ende scade". Stadsarchief Brugge, Nieuwen Groenenboec onghecotteerd, f° 226 v. 76. Stadsarchief Brugge, Hallegeboden 1603-1616, f° 417 v - gedeeltelijk uit gegeven in: L. Devliegher, De huizen te Brugge, p. XXXIII. 77. Stadsarchief Brugge, Hallegeboden 1617-1636, f° 434-434 v - uitgegeven in: L. Gilliodts van Severen, Mémoriaux de Bruges, dl. II, p. 196-199. Zie ook L. Devliegher, a.w., p. XVII. Te Antwerpen was het vanaf 26 novem ber 1546 verboden nog 'huysen of looven... met eenige houten stagien of houten gevelen' te 'maeken oft timmeren' (F. Prims, Houten gevels, pp. 356-358). 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 32