K.N.O.B. (1957), kol. 245; J. de Sturler, Note sur l'emploi de poteries creuses dans les édifices du moyen &ge. A propos de la première église de Saint-Donatien a Bruges, in: Le Moyen Age, LXIII (1957), pp. 240-65; Idem, Note complémentaire sur l'emploi de poteries creuses dans les édifices du moyen age, in: Le Moyen Age, LXVI (1960), pp. 595-602; J.B. Ross, The Murder of Charles the Good, Count of Flanders, by Galbert of Bruges; translation with an introduction and notes, New-York 1960, p. 167 noot 5; A. Verplaetse, L'architecture en Flandre entre 900 et 1200 d'après les sour ces narratives contemporaines, in: Cahiers de Civilisation médiévale, 8 (1965), pp. 40-41. 98. P. Rolland, La première église Saint-Donatien a Bruges, in: Revue Beige d'archéologie et d'histoire de l'art, 14 (1944), p. 107-110. 99. J. Hollestelle, Steenbakkerij, pp. 15-16. Sint Donaas is een van de aller vroegste voorbeelden van het gebruik van gebakken kleistenen in de middel eeuwen in Vlaanderen. De vroegste vermelding heeft betrekking op de Sint- Bertijnsabdij en dateert uit de negende eeuw. - A. Verplaetse, L'architec- ture en Flandre, p. 40. 100. Duimbarden zijn plankjes van een duim dikte die dienden om het strodak te verstevigen. 101. J. Hollestelle, Steenbakkerij, p. 59. 102. J. Harvey, Mediaeval Craftsmen, Londen 1975, p. 153; A. Verplaetse, L'architecture en Flandre, p. 41. 103. C. Devyt, De Sint-Janshuismolen op de Kruisvest te Brugge 1770-1970, Brugge 1970, p. 16. 104. H. van Werveke, Note sur le commerce du plomb au moyen age, in: Mé langes d'histoire offerts a Henri Pirenne, II, 1936, pp. 653-662. Idem, Mis cellanea Mediaevalia, Gent 1968, pp. 35-44. Aldaar worden verschillende concrete voorbeelden gegeven gaande vanaf de 7 de eeuw. 105. H. Pirenne, Histoire du meurtre de Charles le Bon, p. 71. 106. W. Zimmermann, Ecclesia lignea und ligneis tabulis fabricata, in: Bonner Jahrbücher, 158 (1958), p. 418; L.F. Salzman, Building in England, p. 262. 107. L.F. Salzman, a.w., p. 262; A. Verplaetse, L'architecture en Flandre, p. 41. Het kwam soms voor dat een leien dak werd vervangen door een loden dak bedekking; dit was in de veertiende of vijftiende eeuw het geval met de Groningse Sint-Walburgskerk. Toen het lood er in 1594 werd afgehaald om er kanonskogels van te gieten, betekende dit meteen het begin van het verval voor de kerk, want het dak werd niet hersteld en het insijpelende regenwater kon ongehinderd het bouwwerk aantasten. H. Halbertsma, Gro- ningens oudste kerken, in: Buil. Kon. Ned. Oudh. Bond, 73 (1974) p. 227. 108. L. Gilliodts van Severen, Inventaire, dl. IV, p. 407. M. Coornaert, Over dektegels, pp. 117-122. H. Stalpaert, Volkskunde van Brugge, pp. 43-47. 109. A. Verplaetse, Bouwvergunningen en bouwvoorschriften in Vlaanderen 11de tot 13de eeuw, in: Gentse bijdr. tot de kunstgesch. XXIII (1973 - 5), pp. 9-22. 110. R. Meischke, Huizen en keuren, in: Rotterdam papers II, A contribution to medieval archeology, Rotterdam 1975, pp. 89-116. 111. J.F. Heybroek, Klankpotten - een bijdrage tot het. onderzoek naar "akoes tische vazen", in: Bull. Kon. Ned. Oudh. Bond, 75 (1976), pp. 33-47. 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 34