publicatie in het Archief 1975 van de memoires van Mr. Daniël van
Eek werden overdrukken vervaardigd, die hun weg naar vele geïnte
resseerden buiten het Genootschap vonden. De in de tuin van het
voormalig museum aan de Wagenaarstraat nog aanwezige grafsteen
van Jacob van Grijpskerke en twee gedenkstenen uit 1819 werden in
bruikleen afgestaan aan de Stichting Delta Cultureel ter plaatsing in
de Grote Kerk van Veere.
In het bestuur van het Genootschap waren de heren Wagenvoort en
Trimpe Burger aan de beurt van aftreden. De heer Wagenvoort werd
door de algemene vergadering herkozen; de heer Trimpe Burger echter
was ingevolge artikel 25 van de Wet niet herkiesbaar, zodat het Ge
nootschap van zijn grote toewijding en kennis van zaken alleen nog
buiten het bestuur zal kunnen profiteren. In zijn plaats werd de heer
drs. G.R. Heerebout benoemd. Als vertegenwoordiger van de werk
groep voor Palaeontologie nam mevrouw Sandberg-Braat de plaats in
van de heer Haandrikman.
Het bestuur vergaderde tweemaal, het dagelijks bestuur daarenboven
vijftien maal, waarvan een aantal keren met de commissie tot redactie
van de encyclopedie. De algemene vergadering kwam bijeen op 15 mei
en 20 november 1975.
In de kascommissie werd tot opvolger van de heer D.C.A. Lugt, die
aftredend was, gekozen de heer P. van der Veen.
Tot leden van de Commissie voor het Archief werden voor 1976 ge
kozen mr. J.A. Lantsheer als voorzitter en mevrouw dr. W.S.S. van
der Feen-van Benthem Jutting en de heren M.P. de Bruin, drs. J.H.
Kluiver en drs. R.L. Koops als leden.
In het bestuur van de Zeeuwse Museumstichting worden drie plaatsen
bezet op voordracht van ons Genootschap. Gedurende het verslagjaar
gaf mr. J.H.C. Heyse de wens te kennen niet te worden herbenoemd na
vijftien jaar deze functie te hebben bekleed. In zijn plaats droeg het
bestuur drs. G.R. Heerebout aan Gedeputeerde Staten ter benoeming
voor.
De band met het Zeeuws Tijdschrift bleef ook gedurende het verslag
jaar gehandhaafd. Ondanks alle onzerzijds uitgeoefende aandrang zijn
bestuur en redactie van het Zeeuws Tijdschrift er nog niet in geslaagd
om verschijning op de van te voren vastgestelde data te waarborgen,
waardoor het tijdschrift als middel tot communicatie met de leden veel
aan waarde inboet. Mevrouw mr. C. Kannegieter legde wegens vertrek
uit de provincie haar functie als redactrice voor de mededelingen van
8