SCHOUWEN EN DUIVELAND BROUWERSHAVEN, ST. NICOLAASKERK De orgelbouw in de Nederlanden beleefde in de eerste helft van de 16e eeuw een grote bloeiperiode. Het orgeltype dat in de 15e eeuw ge bruikelijk was - een blokwerk als hoofdwerk met een rugwerk van enige afzonderlijk te gebruiken registers - voldeed niet langer aan de eisen die de organisten stelden. De orgelbouwers gingen naar nieuwe mogelijkheden zoeken en hieruit ontstond een orgeltype dat tot diep in de 17e eeuw zou standhouden: een hoofdwerk met de prestanten, een bovenwerk met een rijke bezetting aan nieuwe registersoorten als wijde fluiten en tongwerken en een rugpositief als tegenhanger van deze werken met zowel prestanten als "andere registers". Centraal in deze ontwikkeling staat de orgelbouwersfamilie Niehoff. Met name Hendrik en Nicolaas Niehoff waren de promotoren van het nieuwe orgeltype. De instrumenten die zij bouwden voor de Oude Kerk te Amsterdam, de Oude Kerk te Delft en de St. Jan te 's-Hertogenbosch hadden een zo goede naam, dat de Niehoffs vanuit een wijde omtrek opdrachten ontvingen1. Hun faam drong ook door tot in Zeeland: in de periode 1549-1557 bouwden zij niet minder dan drie nieuwe instrumenten: 1549 voor de St. Lievensmonsterkerk te Zierikzee, 1555 voor de Maria Magdalenakerk te Goes en in 1557 voor de St. Nicolaaskerk te Brou wershaven. Dat het orgel in de St. Nicolaaskerk te Brouwershaven een werk van Hendrik en Nicolaas Niehoff is, berust niet op archivalische gegevens, maar op een analyse van de orgelkas. De gelijkenis van deze kas met die van de Niehoff-orgels te Abcoude (afkomstig uit de St. Jan te Gouda) en te Schiedam is zowel in de details als in de totaliteit zo groot, dat het orgel te Brouwershaven met volstrekte zekerheid aan de orgelbouwers Niehoff kan worden toegeschreven. Hoofd- en rugwerk van het orgel te Schiedam hebben een zelfde frontindeling als het orgel te Brouv/ershaven: het hoofdwerk met een hoekige middentoren tussen twee ongedeelde en twee gedeelde velden; het rugwerk met een ronde middentoren tussen vierkante hoektorens en gebogen zijvelden. Met het orgel te Abcoude bestaat grote overeenkomst in de ornamentiek: de ranken op de stijlen, de reliefs op voetlijst en balustrade etc. We mogen dan ook aannemen dat de orgelkas het werk is van de schrijn werkers Adriaan Schalken en diens zonen Jan en Cornelis, met wie Hendrik en Nicolaas Niehoff samenwerkten2. Over het instrument zijn geen gegevens bewaard gebleven. Op grond van de overeenkomst in afmetingen met het voormalige Niehoff-orgel te Zierikzee mogen we een soortgelijke dispositie veronderstellen. Uit de vernieuwing van 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1976 | | pagina 93