zodat het orgel sindsdien niet meer te gebruiken was. Deze storm
had meer konsekwenties voor het orgel. De Rijksbouwmeester Cuy-
pers die in 1891 de restauratiewerken aan de kerk kwam inspecteren
zag het orgel aan de westzijde aan weer en wind blootgesteld en stelde
voor het voor 1500 voor het Rijksmuseum aan te kopen om het
voor verdere ondergang te behoeden. De toenmalige notaris J. van
der Bent, die zeer op het orgel gesteld was en aan wie we een waarde
volle beschrijving van het instrument te danken hebben, verzette zich
heftig tegen het voorstel en stelde voor het Rijk te verzoeken de
1500 aan restauratie van het orgel te besteden. De overige leden
van de kerkvoogdij wensten deze welkome versterking van de finan
ciën niet voorbij te laten gaan en besloten ondanks heftig verzet
van notaris Van der Bent het orgel te verkopen. Het jaar daarop werd
de orgelkas gedemonteerd en naar het Rijksmuseum te Amsterdam
overgebracht. Vermoedelijk is het instrument ter plaatse al gesloopt -
in die tijd beschouwde men slechts de orgelkas als monument van ge
schiedenis en kunst. De kerkvoogdij reserveerde de 1500 voor de
bouw van een nieuw orgel (sic). Ondanks de toezegging van de presi
dent-kerkvoogd van een gift van 1500 bleek het echter niet mogelijk
tot de aanschaf van een nieuw orgel over te gaan10.
In de gemeente bestond ook grote onvrede met de ontstane situatie en
in 1900 nam een aantal gemeenteleden het initiatief om geld in te
zamelen voor de bouw van een nieuw instrument, nadat was gebleken
dat de oude orgelkas nog bruikbaar was en het Rijk bereid zou zijn
deze in bruikleen af te staan11. Zo kwam de historische orgelkas na
zeven jaar weer terug in de kerk! De firma Maarschalkerweerd leverde
een pneumatisch instrument, dat twee manualen en 10 registers om
vatte. Dit orgel is in 1968 door een nieuw mechanisch instrument van
de fa. Van Vulpen te Utrecht vervangen. Door het Rampenfonds was
wegens de in 1953 geleden schade 50.000 beschikbaar gesteld; in
1968 bleek dit bedrag nog slechts toereikend voor de bouw van een
hoofdwerk, zodat een rugwerk voorlopig achterwege moest blijven.
Voor het nieuwe instrument is gebruik gemaakt van de nog aanwezige
frontpijpen, die zorgvuldig zijn gerestaureerd. Als niet-historisch in
strument moet het nieuwe orgel hier buiten beschouwing blijven.
Slechts zou ik hierover willen opmerken dat het meer in overeenstem
ming met de historische orgelkas zou zijn geweest de frontpijpen van
het hoofdwerk te beschouwen als een prestant 8' tot contra F, zoals
bij de meeste Niehoff-orgels het geval was (zie b.v. Zierikzee). In
dat geval was de orgelkas meer in de geest van het oude instrument
benut, en was het mogelijk geweest de historische dispositie in zijn
geheel te volgen.
Van de historische dispositie is tot dusverre geen melding gemaakt
omdat uit de 16e - 18e eeuw geen enkel bestek of ander gegeven over
98