de dispositie voorhanden is. We beschikken slechts over een opgave
in het handschrift Broekhuyzen uit het midden van de vorige eeuw
en een beschrijving door notaris J. van der Bent uit 187912. Deze
komen niet geheel met elkaar overeen: Van der Bent vermeldt voor
het hoofdwerk alleen een prestant 8' discant; Broekhuyzen naast een
prestant 8' nog een prestant 8' bas. Bij het rugpositief is het juist
andersom. Aangezien andere opgaven steeds een aantal van negen
tien registers vermelden lijkt me de meest aannemelijke oplossing dat
het hoofdwerk een gedeelde prestant 8' bezat, en het rugpositief naast
de prestant 8' nog een prestant 8' discant als soloregister, zoals in de
18e eeuw herhaaldelijk voorkomt. Met deze correctie luidt de 19e-
eeuwse dispositie als volgt:
Hoofdwerk: Rugwerk:
1.
Prestant 16'
1.
Prestant 8'
2.
Prestant 8' bas/disc.
2.
Prestant 8' disc.
3.
Bourdon 8'
3.
Holpijp 8'
4.
Octaaf 4'
4.
Octaaf 4'
5.
Fluit 4'
5.
Roerfluit 4'
6.
Octaaf 2'
6.
Tertiaan
7.
Quint 3'
7.
Flageolet 1^4'
8.
Sesquialter 2 st.
8.
Cornet 4 st.
9.
Mixtuur 4 st.
10.
Trompet 16'
Tremulant, ventiel, afsluitingen.
Klavieromvang F-f'"; aangehangen pedaal F-a, b.
Zoals uit het voorgaande is gebleken is de orgelkas in de loop der
eeuwen vrijwel ongewijzigd gebleven. Wanneer de orgeldeuren, die
blijkens scharnieren aanwezig waren, zijn verwijderd valt aan de hand
van de rekeningen niet vast te stellen. Vermoedelijk zijn zij bij de
verbouwing van het orgel in 1746 weggenomen, want het jaartal 1557,
dat evenals bij het orgel te Zierikzee op de deuren moet hebben ge
staan, wordt door de schrijver van de Tegenwoordige Staat van Zee
land nog als een actueel gegeven vermeld, terwijl latere auteurs het
slechts als een overlevering noemen. De uitgaven voor de verbou
wing van 1746 zijn niet in de kerk- of stadsrekeningen geregistreerd.
Waarschijnlijk heeft men voor het herstel van de kerk en het orgel in
de jaren veertig een afzonderlijke rekening aangehouden en deze is
niet bewaard gebleven. Wel is in de kerkrekening over 1744 het
schilderen van de kap boven het orgel verantwoord13. Het ligt voor
de hand dat in 1746 ook de orgelkas is geschilderd. De violetachtig
rose caseïneverf die bij de restauratie werd aangetroffen dateert dan
ook vermoedelijk uit deze tijd14. Men had in de 18e eeuw een voor
liefde voor dergelijke pasteltinten; het orgel in de Oostkerk te Middel
burg was in deze kleur geschilderd en ook een herenbank in de Her-
99