door Zeeuwen geschreven werd merkelijk uitgebreid.
In Maart sprak ik in het Z. gen. over Dr. Job Baster; kort daarop las
ik die biographie ook in het Nut te Zierikzee, waar ik met mijne vrouw
een nacht bij de vrienden Cau logeerde, en voegde als bijdrage daaraan-
toe Wat Zierikzee mij voor dertig jaren te zien gaf. In de historische
sectie van het Z. gen. deed ik eenige mededeelingen over het dorp
Kapelle en de merkwaardige omstreken, alsmede in het gen. over de
reusachtige kop van een zoogenoemden deurwachter uit een Javaan-
schen tempel, welk steenbrok ik op de kaai onder ballast gevonden
had en ons door den reeder de Decker geschonken was.
Voor mijne eigen aanteekeningen over Zeeland zag ik de Nederl.
jaarboeken en de Nederl. Mercurius na en maakte daarop een alpha-
betisch register. Van het boek van Kesteloo over Amemuiden zag ik
de proeven na.
Op kosten der Commissie tot het opsporen en bewaren van merkw.
Zeeuwsche oudheden, waarvan ik toen secretaris, later president was,
werd een hardsteen geplaatst met een opschrift "In de drie verre ge-
sichten" in den gevel van het huis waar Hans Lipperhey, in de Ka
poenstraat 82, gewoond heeft.
Eene poging door mij aangewend dat de dichter Ten Kate hier over
Milton lezen zou, waartoe hij zich bereid had verklaard, slaagde niet
door gemis aan deelneming.
De door mij te Zierikzee en in het genootschap gehouden lezing werd
door Altorffer6 uitgegeven onder den titel Job Baster. Med. doctor.
Een geleerde Zeeuw honderd jaar na zijn sterven herdacht. 8°.
1876
Het jaar 76 leverde voor onze stad, voor zoo ver ik mij herinneren
kan, weinig byzonders op. Op den 30 Juni werd het nieuwe droog
dok 112 geopend en daarin het driemastschip de minister Fransen v.d.
Putte geplaatst. Eene bij die gelegenheid gehouden optocht heb ik niet
gezien, daar ik toen een paar dagen in Staats Vlaanderen was. Mijn
vriend van der Grijp, die met Dr. Boom uit Tholen aldaar de genees
kundige visitatie moest doen, had mij uitgenoodigd om mede te gaan,
wat ik als een herinnering aan de vroegere herijk reizen nog eens
gaarne deed. Het te weinig bekende merkwaardige 4e distr. beschreef
ik in Eigen Haard No. 29, 30 en 31 onder den titel "Zeeuwsch Vlaan
deren. Een achterhoek aan den overkant".
In ons huiselijk leven had eene groote verandering plaats. In het be
gin van het jaar was ik door een verren mij onbekenden neef [H.W.]
Nagtglas Versteeg te Padang (in Oost-Indie) verzocht om het toezicht
over zijn eenigen, te Delft schoolliggenden zoon, op mij te nemen wat
tot dus ver mijn neef Gerrit Nagtglas Versteeg had gedaan. Ik deelde
114