barometer en onderweg brak de bekende storm los, die ook in Wal
cheren honderde boomen ontwortelde. Wij gingen nog even naar de zee
zien, die zich als eene ziedende massa van zwalpend water en vliegend
schuim vertoonde. Hoewel de storm ons niet zoo geweldig scheen, als
hij werkelijk was, waren wij toch dankbaar te huis te wezen vóór dat
omstreeks zes uren, de sterkste windstooten kwamen.
Op den 11 December hadden wij een onvergetelijken morgen te Wil-
helminadorp, waar Johan Gunning als predikant werd bevestigd, bij
welke gelegenheid mijn goede schoonvader in de kerk enkele treffende
woorden sprak.
In het Zeeuwsch genootschap 155 werd voor de oudheidkundige verza
meling een nieuw vertrek (de steenen kamer) ingericht, bij welke ge
legenheid alle voorwerpen nagezien werden. De Nehalennia altaren 95
plaatsten we in nieuwe houten kasten en de brokken der steenen dood
kist werden vereenigd tot één geheel. De inrichting der oude Walcher-
sche kamer vorderde goed, vooral na het geschenk van eene fraaie
houten schoorsteen, vermoedelijk uit het begin der 17e eeuw, afkoms
tig uit een huis op de Pottenmarkt S2. De timmerman C.L. van Sorge
betimmerde het vertrek in antieken stijl, wat keurig geschiedde, doch
vrij wat geld kostte.
Het eerste deel van den catalogus der boekerij (2e dr) verscheen in
Maart in het licht. Enkele exemplaren werden als leggers genummerd.
De Zelandia erudita 15ca begon goed te vorderen.
Van dhr. C.P. Lenshoek, burgemeester van Wolfaartsdijk, kreeg het
genootschap ten geschenke de aantt. over verschillende zaken door Dr.
Dresselhuis verzameld en aan zijn neef Lenshoek gelegateerd. Ik cata
logiseerde en excerpeerde ze.
Van de erven vdhr. de Virieu te Zalt Bommel ontving het gen. een
degen, door de Staten van Zeeland in [1659] aan den vaandrig de
Virieu vereerd. In de vergadering van Nov. deelde ik den uitslag van
mijn onderzoek mede.
Namens de Oudheidkundige Commissie trachtte ik het gemeentebestuur
van Vlissingen over te halen om de merkwaardige zilveren oudheden,
waaronder de schaal bij het eerste Avondmaal gebruikt, niet te ver-
koopen. Het mocht echter niet baten en voor 18 mille gingen zij,
gelukkig aan het Rijk, over.
Op den 12 Mei stierf plotseling te Goes, waar hij schoolopziener ge
worden was, mijn goede vriend, de brave en kundige H.Q. Janssen. De
gedachte kwam bij dhr. Piccardt en mij, te gelijk op, om een klein,
door vrienden bekostigd, gedenkteeken boven zijn graf te plaatsen. Er
vormde zich eene Commissie, waarvan ds. Abresch voorzitter en ik
secretaris-penningmeester werd. Wij ontvingen meer steun dan wij ver
wacht hadden en konden niet alleen het monument doen maken, maar
ook aan de weduwe een sierlijk album met portret aanbieden. Op den
132