liep snel, de bediening liet niets te wenschen over en was voorkomen
der dan op de zoogenoemde Middelburger boot (op Rotterdam), waar
de statige hofmeester Koning zijn naam eer aandeed, en met onver
biddelijke strengheid de deftige waardigheid der Zeeuwsche hoofd- en
hofstad handhaafde". Nagtglas komt nog al eens op de deftigheid van
Middelburg terug. Dan volgt de beschrijving van de tocht en de aan
komst te Zijpe. "Het eerste stuk Zeeland, dat ik onder de oogen kreeg,
viel zeer mede. Ik had mij voorgesteld eene kale boomlooze vlakte te
zien, en had een vriendelijk landschap vóór mij. Niet ver van het nette
veerhuis lagen welbeplante binnendijken, en een laan van fraaie iepen
beschaduwde den straatweg. Over welige bouwlanden zag men in de
verte het spitse kerktorentje en de roode daken van Oost-Duiveland of
Bruinisse schilderachtig uitkomen tusschen rijk geschakeerd geboom
te".
Met de diligence gaat het van Zijpe naar Zierikzee, de standplaats van
de arrondissements-ijker. "De deur knarste; een voerman op klompen
keek de kamer binnen, en riep met schorre stem: "(H)eeren voor de
dillezens!" (dames, hoewel aanwezig, worden niet genoemd). Even
haveloos als de voerman was de wagen, die bij eene tentoonstelling
van vervallen rijtuigen zeker een eersten prijs zou hebben behaald. De
vroeger geel geschilderde, nu tot vuil grauw verweerde zijwanden wa
ren hier en daar gebarsten, de portieren sloten met moeite, de ruiten,
met papier samengehouden, waren met sterren en hoeken gescheurd,
en de bekleeding met een blauw doch nu verkleurd laken werkelijk be
zienswaardig door het groot aantal winkelhaken van allerlei grootte
en vorm".
Wat bij deze beschrijving opvalt is de nauwkeurigheid van waarneming.
De aankomst moet in zijn geheugen gegrift zijn en waarschijnlijk zal
hij toen al aantekeningen van zijn waarnemingen hebben gemaakt. Ten
tweede valt zijn gevoel voor humor op.
Ook in algemene werken herinnert hij telkens aan Zeeuwse details.
In 1894 verschijnt te Utrecht "Wat het was en hoe het werd, een blik
op het maatschappelijk leven in de laatste zestig jaren". De tekeningen
op de voorzijde van het boek laten de ontwikkelingen in de 19e eeuw
zien. Boven staat de trekschuit, het jaagpaard met de jager alsmede de
diligence. Onder de spoorbrug met de trein, een stoomboot, een Rijks
telegraafkantoor en een fietser - de auto is er nog niet. Wij zijn van
mening dat de inhoud van het werkje veel te weinig bekend is. Nagt
glas geeft een goede beschrijving van het leven in de vorige eeuw en
de vele veranderingen. Als hij het over kleding en uiterlijk heeft noteert
hij over de snorren: "en toen ik in 1847 te Zierikzee diaken werd, gaf
een gekneveld kerkeraadslid aan sommigen nog aanstoot". Hij ver
volgt: "De cilinderhoed was toen reeds algemeen in gebruik, doch
meest van vilt, want zijde werd minder fatsoenlijk geacht, en zonder
25