gaarne deelnam in het meestal onderhoudend gesprek, was ik dien
avond, gelijk de drukke gastvrouw mij den volgenden dag vertelde stil
en afgetrokken en hield ik de oogen niet af van een jongmeisje in de
damescirkel gezeten. Werkelijk werd ik ook terstond geboeid door het
lieve voorkomen, de vriendelijke trekken en de zachte blik der blauwe
oogen. Ik had haar nooit tevoren gezien en kende naam noch omstan
digheden, maar bemerkte terstond hoe een nooit te voren in die mate
ontwaard gevoel van genegenheid mijn geheel aanzijn vervulde. Te
vergeefs beproefde ik meer dan eens mijne gedachten op iets te ves
tigen; als van zelf, kwamen zij op het lieve kind terug. Bij het souper
zat ik tegen over haar en wisselden wij enkele woorden over onver
schillige dingen en ik was zelfs zoo onhandig om het genoegen om
haar tehuis te brengen aan een ander der gasten, den proponent Van
der Weijden, over te laten. Dien nacht sliep ik weinig; bonte droomen
vervulden hoofd en hart en in iedere sluimering zag ik de bekoorlijke
gestalte van het meisje vóór mij. Bij dominee Dumans woonde destijds
aan huis een jongeling C.P. de Meijer uit Middelburg, die voor predi
kant werd opgeleid. Den volgenden morgen reeds tijdig kwam deze
goede jongen mij opzoeken om te vragen of er iets schortte, daar ik
gisteren avond zoo afgetrokken scheen. Ik antwoordde: Kees, ik ben
verliefd; tot over mijn ooren verliefd. Vertel mij toch eens iets van
dat lieve meisje?" En nu vernam ik dat zij Mimi Ermerins heette en
andere bijzonderheden. Een week later werd ik genoodigd op een diner
bij den ouden gastvrijen Burgemeester M.C. de Crane. Daar genoot ik
het voorrecht mijne onbekende geliefde weder te ontmoeten en zelfs
nevens haar aan tafel te worden geplaatst. Ik geloof niet dat ik van
het geluk dat mij te beurt viel het gewenschte gebruik heb gemaakt,
want ik herinner mij nog levendig, hoe ik nauwelijks dorst een geregeld
gesprek aan te knoopen om niet door woord of blik de beroering
mijner ziel te verraden; te meer, daar ik mij verbeeldde hoe ieder der
gasten het oog op mij gevestigd had. Ik liet mij nu echter het genoegen
niet ontnemen om de jonge dame naar huis te geleiden. Slechts enkele
dagen later volgde een concert, waarna, gelijk in Zierikzee gebruikelijk
was, nog een paar uurtjes werd gedanst. Die uitspanning had plaats in
een eenvoudige kale zaal achter de gelagkamer van het logement "Het
Hof van Holland" van Van Oppen 58. Hoewel ik geen zeer geoefende
danser was, kon ik toch meedoen en kon dien avond aan Mimi Erme
rins den arm bieden voor menige Wals en Francaise. Door mijn vriend
Marinus de Jonge had ik niets dan goeds van haar en hare familie
gehoord en het kon wel wezen, dat het gerucht als zou een minder
gewenscht persoon, een Duitsche muziekmeester in Zierikzee naar
hare hand wilde dingen, bij mij de begeerte om het lieve meisje te be
zitten en voor een roekelooze daad te bewaren, nog sterker deed op
vlammen. Hoewel een gevoel van zelfstandigheid mij drong om in deze
56