1853
In Februari kregen wij onvenvacht een bezoek van een twaalftal Zie-
rikzeesche vrienden. Een klein ongeval aan de Middelburgsche stoom
boot gaf aanleiding dat de in de buurt zijnde Zierikzeesche boot, de
passagiers overnam en naar hun bestemming bracht, na te Zierikzee
eenige reislustigen gratis te hebben opgenomen. Wij hadden met Van
der Grijp, Van der Halen en hun vrienden een drukken, doch gezel-
ligen avond, voeren den volgenden morgen mede en brachten enkele
onvergetelijke gezellige dagen in ons geliefd Zierikzee door, waar drei
gend vriezen ons naar huis deed keeren. Den 29 Juni was ik juist te
Veere, toen het schip "De Roompot" 12S, Kapitein den Boer na op
de Rassen hevig gestooten te hebben in de Roompot verging. Het
verzeilen van dat schip der reederij de Crane te Zierikzee werd toen
veel en niet zeer loflijk besproken, doch het schijnt met een sisser af-
geloopen. In de maanden Juli en Augustus werd ik belast met den
herijk 154 in de gemeente Goes door verplaatsing ongedaan gebleven.
Wij huurden toen kamers boven den manufactuurwinkel van F.S.A.
Knitel op de Markt, waar wij een week of vijf heel gezellig maar eigen
aardig woonden. In die geboortestad mijner lieve beste vonden wij
nog kennissen, zooals van Kerkwijk, Blaauwbeen, Libert, Conrad en
anderen. Nu en dan gingen wij naar Heinkenszand, waar broeder Frans
Ermerins toen pas Rijks-Ontvanger was geworden. In November lo
geerden wij een veertien dagen in het groote gezellige gezin van Oom
Van Citters op Schoonoord. Voor het eerst bezocht ik toen de oude
vrijwel zichtbare begraafplaats bij het Domburgsche strand 29. Eén dier
morgenwandelingen staat mij te duidelijker voor den geest omdat het
zoo nevelig was, dat wij langs het strand gaande, de zee niet konden
hooren, doch slechts nu en dan als een heldere, woelende lichtstreep
konden zien.
In October van dit jaar werd ik gekozen tot lid der Vereeniging tot het
bezoeken der armen141 in de 6e Wijkcommissie, waardoor ik weder
met behoeftige gezinnen in aanraking kwam. Zoo kwam ik er toe om
veel over armwezen te lezen, te overdenken en te excerperen, zoo als
de geschriften van Bastiat, de Bosch Kemper enz., maar vooral trok
mij aan de Gerando, Le visiteur du pauvre, welk boek ik bijna geheel
vertaalde. Met dit werk bezig trok het mijn aandacht hoe schijnbaar
onbeteekenende voorvallen soms gewichtige gevolgen kunnen hebben
en het wonderbare soms krachtig spreken kan tot het gemoed. Als
de herijk154 in een dorp was afgeloopen liet ik uit bladkoper voor
greingewichten bestemd, kleine nette koperen plaatjes vervaardigen
waarop gestempeld stond: God ziet U overal. Wanneer ik dan soms
langs de binnenwegen naar de stad terugwandelde, stak ik die plaatjes
tussen schuurgarren, hekken, boomen en zoo al meer in de hoop, dat
77