114. Ibidem (de rekening moest geboekt worden op 1785). 115. RAZ Rekenkamer C 360, acquitten D. 116. Hij gebruikte hiervoor zes zakken kalk (F 12.—), 16 pakjes spijkers (F 8.—), 60 bos riet (F 3.-), vijf zakken pleijster (F 15.—), aan koperdraad F 12. tezamen F 50.—. 117. De kachel zal alleen aanwezig geweest zijn wanneer het seizoen zulks noodzakelijk maakte; het warmteprobleem zal goeddeels opgeheven zijn door het gebruik van stoven met een kooltje vuur. Passages in de rekeningen geven aanleiding dit te veronderstellen. 118. RAZ Rekenkamer C 352, acquitten D. 119. Een aantal van deze Lodewijk XVI stoelen komen voor in de "Voorloopige Lijst van Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst" voor de provincie Zeeland van 1922. Vóór de oorlog stonden zij in het gebouw van de Rechtbank te Middelburg. Na de brand van 1940 hebben een aantal van deze exemplaren de ramp overleefd; zij staan nu na ongeveer twee eeuwen deels in de huidige Statenzaal, deels op de Griffie. Een aantal van deze stoelen zijn nieuw bijgemaakt naar het oude model; zij kregen alle uiteraard een nieuwe bekleding. 120. Het oude tafelkleed werd nog gebruikt na reparatie met een stuk blauw lint. 121. Ook in de jaren 1784 en 1785 werd op Pietersen een beroep gedaan inzake het repareren en bekleden van lessenaars; hij kreeg toen de leverantie van "bruine tafelties" en 12 "antike" stoelen met vaste zittingen (RAZ Reken kamer C 362, acquitten C.). Het is niet bekend voor welke ruimte in de Abdij deze uitgave van ongeveer 40.— Vlaams werd gedaan. 122. RAZ Rekenkamer C 360, acquitten D. 123. Een aantal van deze uitvoerders waren kunstoefenaars, die zich bij de oprichting van het Teeken-collegie (na 1784 Teekenacademie genoemd) in Middelburg direct hadden aangemeld of er één hunner zonen lieten onderwijzen. 124. Polman Kruseman, Zeeland van 1813-1913, blz. 45. 125. Ibidem, blz. 46. 126. Ibidem, blz. 82. 127. Dit is het in de "Voorloopige Lijst" aangeduide schilderij van W.B. van der Kooi, 1826, dat tijdens de brand in 1940 verloren is gegaan. 128. Teneinde de koetsier van de Commissaris des Konings in de gelegenheid te stellen met de in de nabijheid gestalde rijtuigen te keren. ARA, Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Kunsten en Wetenschappen, stukken betr. gebouwen 1876-1918, voorl. inv. Bervoets no. 251. 129. In 1824 schrijven De Kanter en Ab Utrecht Dresselhuis, dat de bewuste tapijten ook nu nog eerbiedwaardig genoeg zijn om er een korte beschrij ving van mede te delen. "Zij moeten destijds en in de toenmalige smaak zeer schoon en kunstig zijn geweest, en zijn het welligt, in 't oog van ken ners, nog, hoe zeer na meer dan twee eeuwen de teederste kleuren geleden hebben", blz. 78 t/m 80. 130. Zie noot 19. 131. Vermoedelijk werd tussen 1809-1839 een vloer aangebracht in S, waardoor de poursuivantenruimte in twee verdiepingen werd verdeeld: één magazijn beneden en één daarboven. 132. ARA, Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Alg. Zaken en Comptabili teit, inv. no. 27/exh. 4 mei 1852, no. 11. 84

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1978 | | pagina 102