VERSLAG VAN DE CONSERVATOR OVER 1977. Op 31 oktober 1961 werd de bruikleenovereenkomst getekend tussen de Zeeuwse Museumstichting en het Genootschap. Daarvoor was het gebruikelijk dat diverse afdelingen van de verzamelingen door conser vatoren uit eigen kring beheerd werden. Aan dit systeem kleefden ontegenzeggelijk grote nadelen; de zorg voor de verzamelingen was niet altijd even goed en het werd daarom als een verbetering gevoeld dat het beheer overging in handen van de Museumstichting. Wie heden ten dage terugkijkt op al het werk dat door de directeur en zijn mede werkers verzet is in de afgelopen jaren moet wel vaststellen dat een professioneel beheer van de verzameling vele malen te verkiezen is boven een beheer door vrijwillige conservatoren. Het is evenwel onjuist te menen dat het Genootschap nu geen taken meer heeft met betrekking tot zijn bezittingen. Allereerst moet er op toegezien worden dat de bepalingen in de overeenkomst tussen Mu seum en Genootschap worden nageleefd. Men kan hierbij denken aan conservering en beheer maar ook bijvoorbeeld aan toezien op het naleven van voorwaarden die bij legaten, schenkingen of door in- gebruikgevers aan het Genootschap zijn opgelegd. Voorts heeft het Genootschap naast de verzamelingen in het Museum in de voormalige Kanunnikenwoningen, nog een groot aantal voorwerpen elders onder gebracht. Formeel zijn alle bruiklenen, ook die van vóór het sluiten der overeenkomst, onderbruiklenen van de Museumstichting, tenzij het tegendeel is vastgelegd. Naast de hierboven omschreven taak zal de conservator moeten be vorderen dat de verzamelingen onderwerp worden van wetenschappe lijke studies om ze zodoende te laten functioneren. Te weinig wordt er gebruik gemaakt van bepaalde afdelingen van de collecties, waar schijnlijk ook wel omdat ze slecht bekend zijn. Tenslotte dient de conservator het gestelde in artikel 1 van de Wet on der lid c te stimuleren: "het opsporen, verzamelen en bewaren van al datgene, wat belangrijk kan worden geacht voor de kennis van Zee land". Het zal duidelijk zijn dat dit een taak is die een conservator nooit alleen naar behoren kan uitoefenen; de aandacht van alle leden dient erop gespitst te zijn, de verzamelingen uit te breiden en aan te vullen. Over het verslagjaar 1977 vallen de volgende bijzonderheden over de verzamelingen te melden. De houten gevel die buiten de verkoop van het pand aan de Wagenaarstraat werd gehouden blijft een voor- XII

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1978 | | pagina 14