werp van aanhoudende zorg. Hoewel oorspronkelijk de kansen op
plaatsing in het Geere-gebied er goed voor stonden, laat het zich nu
aanzien dat deze oplossing niet zo eenvoudig gerealiseerd zal worden.
Voorlopig lijkt handhaven op de huidige plaats de beste oplossing.
De gevel werd in- en uitwendig geïnspecteerd en in orde bevonden,
zij het dat er enige ruitjes van de bovenlichten van de begane grond
ingegooid waren. Er is opdracht gegeven deze te repareren.
De historisch-topografische atlas (Zelandia Illustrata) is uit de bruik
leen aan de Museumstichting teruggenomen en in bruikleen afgestaan
aan het Rijksarchief te Middelburg. De bewaring is nu veel beter en
het is te hopen dat er nu meer gebruik van gemaakt zal worden dan
in het verleden. Gelukkig hoeven de originelen slechts hoogst zelden
geraadpleegd te worden aangezien van de meeste afbeeldingen foto's
beschikbaar komen.
De handschriftencollectie bevat een prachtige verzameling Bellamyana.
Er wordt onderzocht of het mogelijk is een goede beschrijving van
deze handschriften te laten maken. Bij de naspeuringen werden een
aantal gedichtenbundels in de Provinciale Bibliotheek aangetroffen
met opdrachten van Bellamy. In de moderne letterkundige werken
worden deze als vermist beschouwd. Helaas waren deze boeken wel
wat drastisch afgesneden bij het inbinden zodat de opdrachten be
schadigd waren. Het legaat Loosjes waarvan melding gemaakt wordt
in het jaarverslag over 1933 is nog niet teruggevonden. Het bevat
onder meer een pentekening van Bellamy's geliefde Francina Baane,
van de hand van Bellamy zelf. Mogelijk is dit materiaal gelijktijdig
met een deel van het oud-archief van het Genootschap in de oorlog ver
loren gegaan.
In de ethnologische collectie van het Genootschap, in bruikleen af
gestaan aan het Volkenkundig Museum "Justinus van Nassau" te
Breda, bevindt zich een aantal handschriften in lokale talen op
lontar- en palmblad uit Voor-Indië. Ze zijn in 1780 aan het Ge
nootschap ten geschenke gegeven, vermoedelijk door Adriaan Moens,
Raad extraordinair van Indië en Gouverneur-Directeur van de kust
van Malabar. Helaas weet na twee eeuwen nog steeds niemand wat
er te lezen staat. Momenteel worden deze manuscripten onderzocht
op het Indologisch Instituut (Instituut Kern) te Leiden.
Op verzoek van de directeur van het Zeeuws Museum inventariseerde
de conservator de eierverzameling; deze bleek een aantal waardevolle
exemplaren te bevatten. Deze collectie is grotendeels verzameld in
de jaren 1880-1884 en geeft een goed overzicht van de broedvogels
van Zeeland en meer speciaal van Walcheren in die tijd.
G.R. Heerebout
XIII