te zijnen huize in Den Haag. Dit was niet zo uitzonderlijk in een tijd, waarin het staatsbestuur een sterk persoonlijk karakter droeg; het denkbeeld van onderscheid tussen particuliere en officiële stukken was toenmaals nog nieuw. In 's-Gravenhage bewoonde Goldberg het fraaie en deftige Huygens- huis aan het Plein, ter plaatse waar nu het Ministerie van Justitie staat. Hij had dat huis in januari 1800 gekocht van de vorige eigenaar J. Verheye van Citters (1753-1823), die in de Franse Tijd burgemeester van Sint Laurens is geweest. De stukken betreffende het Agentschap en de huishoudelijke reis werden ruim een jaar na Goldberg's dood in 1829 door de erfgenamen overgedragen aan het Departement van Binnenlandse Zaken en ver huisden vandaar in 1859 naar het Algemeen Rijksarchief. De gehele collectie-Goldberg is nadien door A.H. Martens van Sevenhoven be kwaam en uitvoerig beschreven.1 In nr. 27 van deze verzameling treffen we aan het "Journaal der Reize van den Agent van Nationale Oeconomie der Bataafsche Republiek", en wel in twee exemplaren: de minuut van de hand van commies Immerzeel en een net-exemplaar in duidelijk klerkenhandschrift, dat evenwel diverse schrijffouten en onnauwkeurigheden bevat. Mijn hierna volgende transcriptie is door gaans ontleend aan de minuut, daar deze op een meer intelligente manier is geschreven. Op sommige plaatsen in de tekst van het Jour naal komen verwijzingen voor naar bijlagen, die volgens Goldberg's bedoeling aan het Journaal dienden te worden toegevoegd. Deze ver wijzingen heb ik uit de tekst weggelaten, aangezien de bijlagen in vele gevallen ontbreken. Voor zover ze wel in het archief-Goldberg aan wezig zijn, heb ik dit in de noten vermeld. Nog in hetzelfde jaar 1859, waarin de manuscripten van het Journaal op het Rijksarchief belandden, werd door toedoen van de toenmalige Algemeen Rijksarchivaris R.C. Bakhuizen van den Brink een gedeelte ervan afgedrukt in jaargang 18 van het Tijdschrift voor Staathuis houdkunde en Statistiek, en voortgezet in jaargang 19 (1860) van dat tijdschrift, dat als een voorloper van de huidige Economist is te be schouwen. Met de eigenlijke transcriptie heeft Bakhuizen van den Brink mijns inziens geen bemoeienis gehad, daar deze versie wemelt van de drukfouten en storende onnauwkeurigheden. Daarvoor kan dunkt me alleen de redacteur van genoemd tijdschrift, de Over ijsselse magistraat B.W.A.E. Sloet tot Oldhuis (1808-1884), verant woordelijk worden gesteld. Wat de landbouwkundige gedeelten van Goldberg's Journaal betreft, 1Beschrijving eener verzameling stukken, afkomstig van Jhr. J. Goldberg. Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven XXXVI (1913), blz. 275-325 en XXXVII (1914), blz. 507. 123

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1978 | | pagina 181