ondergang wordt gedreigd; dat de weg tusschen Brouwershaven en Zierikzee zeer aangenaam en met verschillende bomen beplant is; terwijl de velden met welig gras en schone veldvruchten zijn versierd. Dat deze landstreken in 't algemeen zeer vruchtbaar zijn, doch het land van Overflakkee zo in rijkheid van akkers als in de netheid van aan leg derzelve de voorkeur schijnt te verdienen; terwijl de landbouw in Schouwen echter meer systhematisch en met plan gedreven wordt, de weilanden beter gesoigneerd worden, alzo men hier meer vee houdt en dus eene groter hoeveelheid mest bekomt. Dat men in dit eiland sterk verlangt naar eene nieuwe keur of ordon nantie op het reden en keuren der meê, en vooral naar de vrijheid om de qualiteiten naar welgevallen te maken, echter tegen 't vervalschen derzelve wakende; daar de Municipaliteit van Zierikzee heeft op zich genomen eenige ingrediënten voor eene zodanige nieuwe ordonnantie aan den Agent in te zenden.25 EILAND DUIVEDAND Dat deszelfs voordbrengselen even als die van 't eiland Schouwen zijn, en dat het een algemeen vruchtbaar en fraai land is, voorzien van grote akkers. Dat aan de oostzijde van hetzelve bij 't dorp Bruinisse een aanzienlijke handel wordt gedreven met de mosselen, welke men gedeeltelijk voor dit dorp kort of haalt26, deels zaait op de plaat over dit eiland aan de kust van Overflakkee, welke plaat altijd onder water staat en zeer grote mossels oplevert. Dat de visschers van Bruinisse voorheen octroij hadden om kleine mossels te rapen aan de banken van Schouwen.27 Dat van Bruinisse 70 schuiten ter mosselvangst varen en voords nog omtrend 12 schuiten tot het vervoeren der mosselen en verdere pro- dukten van het eiland. Observatiën: Dat, ten opzichte van de verhoging der bedding van de haven te Zie rikzee, zo uit hoofde van de gelegenheid der kom in welke men 't spuiwater vergadert, als ter oorzake van 't groot verval van het laatste, men niet dan eene goede uitwerking van de spuiijing kan verwachten; terwijl het bestuur van Zierikzee niet te spoedig kan zorgen dat de haven tot dat einde hersteld worde. Dat de burger Fitzner met zeer veel recht zich beroept op het aan hem verleend octroij nopens zijne leerloijerij; want dat, hoezeer alle uitsluitende voorrechten op de exercitie van maatschappelijke bedrijven bij de Staatsregeling28 in 't algemeen verboden en ook onbestaanbaar 128

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1978 | | pagina 186