141
NOTEN
1. De weinige gegevens van economische aard, die voorkomen in Betje Wolff's
'Walcheren in vier Zangen' (1769), hebben betrekking op Zierikzee:
"Zierikzee zo wijd vermaard,
Om haar meekrap, zout en koren,
En de nutte kleine vaart."
2. De bezemmakerij was mogelijk die van de fa. M. Tromp Co., die in 1770
van de Staten van Zeeland toestemming verkreeg tot het uitoefenen van dit
bedrijf (G.W. Vreede, Mr Laurens Pieter van de Spiegel en zijne tijdgenoten,
dl. 1 (Middelburg 1874), p. 224 noot 1). Leden van het geslacht Tromp be
hoorden tot in de 19de eeuw tot de magistraat van Zierikzee (Job Tromp,
schepen in 1781; Corns. Tromp Sr., raadslid vanaf 1803).
3. Eigenaar van de nettentanerij was de op p. 129 genoemde Samuel Boeije. Een
korte beschrijving van de werkwijze van dit bedrijf in A.R.A. Den Haag, Verz.-
Goldberg nr. 45.
4. Zie J.M.G. van der Poel, De teelt van meekrap. In: Ceres en Clio. Zeven
variaties op het thema landbouwgeschiedenis (Wageningen 1964), p. 129-166.
5. Aanduiding voor de Golf van Biscaye. Het deel van de Zeeuwse en Hollandse
koopvaardijvloot, dat op deze gebieden handelde, heette 'de Bilbaose Vloot'.
6. In 1813 was de toestand van de haven zeer slecht; voor het herstel werd in
1815 40.000,— geleend bij het Amsterdamse administratiekantoor van S.
D. Saportas (O. Groeneyk, Kronijk van Zierikzee (Zierikzee 1821), p. 15-16.)
7. Een hoeker is een platbodemd vissersvaartuig met hoekwant of beug, d.i.
vistuig met hoeken of angels als vishaken.
8. Sinds 1772 werd een bouwpremie verstrekt voor hoekers. In 1795 hadden
14 hoekers, 4 oesterhalers en 7 koopvaardijschepen Zierikzee als thuishaven (J.
de Kanter Phil.z., Chronijk van Zierikzee, 2de uitg. (Zierikzee 1795), p. 36;
andere cijfers bij Groeneyk, Kronijk, p. 18-19.)
9. In het jaar 1725 was een nieuw stenen sas gebouwd, waarvan de kosten be
droegen 99.166 guldens en 7 stuivers (T.S.Z. dl. 1 p. 251-252 en De Kanter,
Chronijkp. 32-33).
10. Bij de storm van 9 november 1800 werd schade geleden en op 24 augustus
1801 zonk het Zierikzeese Oost-havenhoofd weg. In de jaren 1815-1816 werden
de kaden van Zierikzee hersteld (Groeneyk, Kronijk, p. 67-69 en A.J.F. Fokker,
Schouwen van 1600-1900 (Zierikzee 1908), p. 344-346 en 739-740).
11. Dit was Johannes Fitzner (bij Goldberg wordt zijn naam misspeld als 'Fis-
naar' en 'Fiedler'), afkomstig uit Goes, die in 1788 te Zierikzee een leer
looierij oprichtte, waarvoor een houten schors- of runmolen werd gebouwd (M.
van Hoogstraten, De molens van Zeeland (le dr. Middelburg 1964, p. 52).
In het woelige jaar 1787 was Fitzner oudste luitenant van de schutterij 'De
Edele Bussche' te Goes; hij behoorde tot die Patriotten, wier huizen toen werden
geplunderd door het straatvolk, dat met geld en genever was opgehitst door aan
hangers van de Oranjepartij (veel gegevens over Zeeland in 1787 bij C.H.E. de
Wit, De Nederlandse revolutie van de achttiende eeuw 1780-1787Oligarchie
en proletariaat (Oirsbeek 1974).
In november 1805 werd hij commandant van de nieuw opgerichte schutterij van
Zierikzee en in 1821 stond hij aldaar nog als fabrikant te boek (Groeneyk,
Kronijk, p. 2 en 92).