54. Met de haven van Middelburg is het in de 18de en 19de eeuw lange tijd sukkelen gebleven. Zij was niet geschikt voor grote schepen, zoals die van de Oost- en West-Indische Compagnie. In 1792 werd bijna 274.000 aan het uitdiepen besteed, maar zonder resultaat (F. Nagtglas, Middelburg en omstreken (Middelburg 1872), p. 3). Over de opslibbing, zie J.P. Bourjé, De opening van Middelburgs nieuwe haven den 9de van oogstmaand 1817 (Middelburg 1817), p. 2 en Z. Paspoort, Beschrijving, p. 158-159. In juni 1815 begonnen de werk zaamheden, die in augustus 1817 werden voltooid, maar enkele jaren later was de verzanding weer een feit. Om de haven op diepte te houden werd vanaf rond 1740 ook gebruik gemaakt van moddermolens (waarvan een afbeelding beschreven bij Unger, Catalogus hist, topogr. atlas, dl. 3 (Middelburg 1950), nr. 1028). 55. De Middelburgse Wisselbank van 1616, voorheen een belangrijke crediet- en giro-instelling, was aan het eind der 18de eeuw sterk in verval geraakt. In 1794 werd ze tijdelijk gesloten en in 1802 werd een nieuwe ordonnantie vast gesteld. Pas in januari 1806 kon ze worden heropend en ze heeft haar bestaan tot 1878 voortgesleept (Unger, Geschiedenis Middelburg, p. 50 en J. van den Broecke, Verhandeling over de Wisselbank der stad Middelburg, en de middelen ter spoedige herstelling van dezelve in haare vorige werkzaamheden (Middel burg 1800). 56. Over de in 1809 geprojecteerde waterverbinding met Veere byzonderheden bij Z. Paspoort, Beschrijving, p. 75 en 156. 57. Over het nijpende vraagstuk der grote armoede in de achttiende eeuw en de financiering van de bedeeling heeft het Zeeuwsch Genootschap meermalen prijsvragen uitgeschreven en bekroond. Te noemen zijn de verhandelingen van J. Harger, arts te Rotterdam en van N.H. van Charante, koopman aldaar (Ver handelingen Zeeuwsch Genootschap, dl. 7 (1780), p. 3-138 en 139-200), alsook van P.F. Perrenoud, frans kostschoolhouder te Middelburg (Nieuwe Verhan delingen Zeeuwsch Genootschap, dl. 1 (1807), p. 107-222). Overzicht van subsidies voor armenzorg uit de stadskas tussen 1790 en 1810 bij Kesteloo, Stadsrekeningen 1700-1810 (A.Z.G. 1902, p. 197-198). 58. Dit was het zogeheten Stadsfabriekhuis, in 1778 gesticht in een voormalige branderij bij het Molenwater (hierover Van den Eerenbeemt, E.S.H.J. dl. 38 (1975), p. 242-244). 59. Ook meester Perrenoud vond een subsidie van 3000, het bedrag dat in 1799 werd uitgegeven, te hoog; in 1801 werd 4200,— uitgegeven. Een veelvoud van deze bedragen ging naar het Oude Mannen- en Vrouwenhuis in de Korte Noordstraat, dat van circa 1615 dateerde en waarvan het gebouw in 1810 tot kazerne werd gemaakt. 60. Het armweeshuis bij de Noordpoort, dat daar heeft bestaan van 1606 tot 1812, heeft in Goldberg's tijd alleen in de jaren 1797-1799 subsidie uit de stadskas ontvangen (Over deze instelling W.J. Zip, Het Armweeshuis te Mid delburg enz. (Middelburg 1861). Een charitatieve instelling, die door Goldberg niet wordt vermeld, was het Arm- ziekenhuis aan de Herengracht, dat in 1784 in gebruik werd genomen, en waaraan ook een spinnerij en nettenbreierij waren verbonden (zie A. 's Grave- sande, Vreugdegroet ter inwijding van het nieuw gebouwde armziekenhuis enz. (Middelburg 1785). De bouw van het Armziekenhuis heeft de stad ruim 22.000 gulden gekost. Om de opsomming te completeren, moet tenslotte het deftige Burgerweeshuis aan het Molenwater worden genoemd, gebouwd in de jaren 1717-1720. 146

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1978 | | pagina 204