71. In 1809 werd vóór de havenmond, die toen werd doorgetrokken, de Lode- wijkspolder (genoemd naar koning Lodewijk Napoleon) ingedijkt; in 1815 her doopt tot Wilhelminapolder, naar de echtgenote van koning Willem I, Wilhel- mina Frederica Louisa van Pruisen (J.M.G. van der Poel, De Wilhelminapolder 1809-1959 (Wageningen 1959), p. 2-24). 72. Het aantal zoutketen was van 1794 tot 1809 teruggelopen van 6 tot 3. 73. Quirinus Dominicus, van 1775 tot 1804 notaris te Ierseke en van 1781 tot 1805 secretaris aldaar (P.A. Harthoom, Honderd Zeeuwse families (Naarden 1969), p. 31). 74. Waarschijnlijk Mr. Cornelis Dominicus, in 1802 gemeenteraadslid te Goes (Notulen Dept. Bestuur Zeeland i.d. 21 dec. 1802, p. 638). Van 1808 tot 1810 was Jan Dominicus Jzn. procureur en notaris te Goes. 75. Reeds op het kaartje van landmeter D.W.C. Hattinga uit 1744 (in T.S.Z. dl. 2, t.o. blz. 67) komen twee meestoven voor, een buiten (in de polder van 1500 gemeten) en een binnen de wallen. 76. Over de geschiedenis van de ansjovisvangst, P. Korringa, De weervisserij in de Oosterschelde. Zeeuws Tijdschrift jrg. 13 (1963), p. 106-107. Tussen die van Bergen op Zoom en die van Tholen bestond rivaliteit over dit bestaansmiddel, waarbij de Bergenaren de overhand namen. De Bergse ansjovis was zeer beroemd. 77. Goldberg had bijzonder veel aandacht voor projecten van deze aard, waarvan hij zich alle goeds voorstelde. In Goes had al van 1771 tot 1773 een vlasspinnerij voor behoeftigen bestaan (Van den Eerenbeemt, E.S.H.J. dl. 38 (1975), p. 192-194). 78. Over de mossel- en oestervangst bijzonderheden in Sloet's Tijdschrift voor Staathuishoudkunde en Statistiek dl. 7 (jrg. 1852), p. 364-372. 79. Ook al in de 17de eeuw werden premies gegeven voor het vangen van zee honden (G.F. Sandberg, Inv. Arch. Rekenkamer van Zeeland dl. 2 (Middelburg 1973), p. 4). Over de robbenvangst in Zeeland, Sloet's Tijdschrift voor Staat huishoudkunde en Statistiek, dl. 7 (jrg. 1852), p. 206-207. Tijdens de regerings jaren van koning Willem I bedroeg de premie eveneens 3,— en werd betaald uit het Fonds ter Aanmoediging der Nationale Nijverheid. Zo werd in 1822 en 1823 te zamen 1500,— uitgetrokken voor "het vernielen van zeehonden". Deze dieren berokkenden schade aan de visserij door het stukzwemmen van netten en het verorberen van vis. 80. Johan Cornelis van Stapele (1761-1829), in 1802 Rentmeester der Domei nen op Tholen en lid van het Departementaal Bestuur van Zeeland; in 1820 Ontvanger-Generaal van Zeeland. Hij wordt genoemd door A. Mulder, De honderd hoogst aangeslagenen te Middelburg in 1812 (E.H.J. dl. 17 (1931), p. 99-100). De naam Van Stapele werd op Tholen rond 1800 meermalen aangetroffen. 81. Mogelijkerwijs is dit J. de Wit. Ontvanger van het Karos-, Wagen- en Paardengeld te Tholen in 1802. 82. Willem de Jonge van Ellemeet, heer van Ellemeet en Eikerzee (1735-1806), o.a. drost van St. Maartensdijk en Scherpenisse; schout, ontvanger en rent meester der domeinen aldaar tot 1795; lid van het gemeentebestuur en de recht bank van St. Maartensdijk en Scherpenisse 1803-1805 (Ned. Adelsboek, dl. 41 (1943-48), p. 116 en W. Wynaendts van Resandt, Geschiedenis en genealogie van het geslacht De Jonge enz. (z.p. 1924). 149

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1978 | | pagina 207