de afgevaardigden van de zes stemhebbende steden. Behalve met de
Statenleden moet er gerekend worden met de Tresorier en de Raad
pensionaris; tot de taak van laatstgenoemde behoorde het proposities
te doen in de Staten. Voorts had de Raadpensionaris volgens zijn
instructie tot taak het "colligeren" van de stemmen en het maken
van notulen. De aanstelling van een Secretaris in 1599 zal hem ge
holpen hebben in de uitoefening van zijn ambt. In 1634 komt er in
zoverre verandering, dat de Raadpensionaris, vier jaar tevoren tot de
vergadering van Gecommitteerde Raden toegelaten met "concluderen
de stem", nu tot de Statenvergadering wordt toegelaten. In latere tijd
had hij in bepaalde gevallen ook een mandaat van de (representant
van de) Eerste Edele om diens stem uit te brengen wanneer deze zelf
niet aanwezig kon zijn.9
Het spreekt vanzelf, dat het menigmaal voorkwam dat personen die
geen lid waren, voor een bepaalde zaak toegelaten werden na ver
kregen goedkeuring van de leden. Zo is bij voorbeeld bekend, dat
enkele gedeputeerden van de Staten van Holland en West-Vries!ant
een verzoek indienden om een kwestie nader toe te lichten. Een geheel
ander voorbeeld is dat van Luitenant Admiraal Cornelis Evertsen,
die verzocht werd te rapporteren over zijn laatste expeditie.
Per stad was er in het Statencollege meer dan één afgevaardigde. In
feite kon het aantal personen, dat een stemhebbende stad in de Staten
vertegenwoordigde, van geval tot geval verschillen; soms was van een
bepaalde stad in het geheel geen vertegenwoordiger aanwezig.
Behalve voor de gewone vergaderingen werd de zaal ook benut voor
bijeenkomsten met een bijzonder karakter. Een voorbeeld is de ont
vangst van Prins Willem III in 1668, toen de Staten de Prins van
Oranje als Eerste Edele erkenden omdat hij de 18-jarige leeftijd had
bereikt. Tijdens de eedsaflegging gaven 24 personen blijk van belang
stelling. Als de omstandigheden het toelieten of nodig maakten, kwam
de Prins ook bij andere gelegenheden wel eens persoonlijk in de Sta
tenvergadering. In 1684 waren er grote geschillen tussen de leden in
zake de beslissing over het al of niet aanwerven van 16000 man. Op
de vergadering van 20 maart van dat jaar waren niet alleen 35 Staten
leden in de zaal in de Abdij aanwezig, maar ook Prins Willem III
zelf om de zaak te bepleiten.
Een ander voorbeeld vormt de eedsaflegging door Prins Willem IV in
1747, na de beëindiging van het tweede stadhouderloze tijdperk, toen
73 personen aanwezig waren in de Statenzaal in plaats van de 25 a 30,
die gewoonlijk in die periode gemiddeld de gewone vergaderingen
bijwoonden.
Vermoedelijk werd op de eerste dag van het bezoek van Prins Wil
lem V aan de stad Middelburg in het jaar 1766, toen deze Prins
meerderjarig werd, een record geboekt. Er waren toen zelfs 84 per
il