wet van 1814 begint het tijdvak van het college van de Provinciale Staten, zoals wij dit heden nog kennen. Van 1814 tot 1848 werden de leden gekozen volgens de indeling in drie standen met name de Edelen of Ridderschap, de steden en de landelijke stand. Vermoede lijk zaten de vertegenwoordigers van de diverse standen aan verschil lende tafels. Sedert 1814 bestond het college van de Provinciale Staten uit 44 personen, die minstens éénmaal per jaar bijeenkwamen. De vergaderingen werden nog steeds gehouden in dezelfde zaal van de Abdij, die van het einde van de 16de eeuw af gebruikt was. Per zit ting kwamen omstreeks 40 personen in de zaal bijeen. Het was een bijzonder gebeuren toen in 1850 bepaald werd, dat de vergaderingen openbaar moesten zijn; er diende - voor het eerst in de geschiedenis - een publieke tribune te worden ingericht. Tenslotte nog een opmerking over de frequentie van de bijeenkomsten. In de tijd van de Republiek tot 1795 lag deze hoog: meestal kwamen de leden enige keren per week bij elkaar, met af en toe een reces van enige weken als de zaken dat toelieten. De rustperiode werd gebruikt om over bepaalde punten, die in een zogenaamde "Beschrijfbrief" door Gecommitteerde Raden waren opgesteld, binnen de kring van de eigen stedelijke regering te delibereren. Ook in de tijd van 1795 tot 1814 werd de zaal veelvuldig gebruikt voor vergaderingen. Na die periode is een duidelijke teruggang te bespeuren in de frequentie van het gebruik van de vergaderruimte. Sedert 1885 kreeg de zaal een andere bestemming. Aankleding van de zaal met een serie tapijten Het geven van een nieuwe bestemming aan de gebouwen van de voor malige Abdij door ze te maken tot vast regeringscentrum van Zeeland was een belangrijke beslissing van de Staten. Een ander bijzonder be sluit was dat van de bestelling van een tapijt in 159111 met de afbeel ding van de victorie op zee, die Boisot in 1574 vóór Bergen op Zoom voor de Zeeuwen op de Spanjaarden had bevochten. Hiervóór hadden de Staten wel bemoeienis gehad met tapijten, maar nog niet in verband met de aankleding van hun vergaderruimte.12 Ten aanzien van het nieuw bestelde tapijt werd bepaald, dat deze tapisserie met de herinnering aan deze roemrijke gebeurtenis zou worden ge hangen in de Raadkamer of elders; het kon dus geplaatst worden aan de muur van de vergaderzaal of in andere vertrekken of zalen. We moeten bedenken, dat de tapijten meestal, en zeker de zeer kostbare, waartoe dit exemplaar uiteraard gerekend moet worden, alleen ge bruikt werden bij feestelijke gelegenheden. De bestelling werd gedaan in Delft. In 1591 had Francois Spierinck, als uitgewekene uit de stad 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1978 | | pagina 31